Vertaling van betrekking

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
verkeer, verband, verstandhouding [v], verhouding [v], omgang [m], betrekking [v] {zn.}
verkeer
verband
verstandhouding [v]
verhouding [v]
omgang [m]
betrekking [v] {zn.}
Heb je een goede verstandhouding met je baas?
Heb je een goede verstandhouding met je baas?
Ik hou niet van het verkeer.
Ik hou niet van het verkeer.
plaats [v], baan [v], post, ambt [o], wachtpost, werkkring [m], betrekking [v] {zn.}
plaats [v]
baan [v]
post
ambt [o]
wachtpost
werkkring [m]
betrekking [v] {zn.}
Ik zoek een baan.
Ik zoek een baan.
Mijn zus heeft een baan.
Mijn zus heeft een baan.
plaats [v], baan [v], functie, ambt [o], werkkring [m], betrekking [v] {zn.}
plaats [v]
baan [v]
functie
ambt [o]
werkkring [m]
betrekking [v] {zn.}
Vanuit het ambt", "Vanwege de functie
Vanuit het ambt", "Vanwege de functie
Ik dacht net aan een nieuwe baan.
Ik dacht net aan een nieuwe baan.
relatie [v], verhouding [v], opzicht, betrekking [v] {zn.}
relatie [v]
verhouding [v]
opzicht
betrekking [v] {zn.}
Wat is de relatie tussen politiek en oorlog?
Wat is de relatie tussen politiek en oorlog?
Conchita voelde zich schuldig dat ze Toms en Mary's relatie had verpest.
Conchita voelde zich schuldig dat ze Toms en Mary's relatie had verpest.
relatie [v] (de ~), verhouding [v] (de ~), betrekking [v] (de ~) {zn.}
relatie [v] (de ~)
verhouding [v] (de ~)
betrekking [v] (de ~) {zn.}
Ze hebben een goede verhouding met hun buren.
Ze hebben een goede verhouding met hun buren.
Zou Koning Albert een geheime relatie hebben met Prinses Diana? Ik geloof van niet. Hij is te dik.
Zou Koning Albert een geheime relatie hebben met Prinses Diana? Ik geloof van niet. Hij is te dik.
contact [o] (het ~), relatie [v] (de ~), connectie [v] (de ~), betrekking [v] (de ~) {zn.}
contact [o] (het ~)
relatie [v] (de ~)
connectie [v] (de ~)
betrekking [v] (de ~) {zn.}
Ik kon geen contact krijgen met hem.
Ik kon geen contact krijgen met hem.
Neem onmiddelijk contact op met je agent.
Neem onmiddelijk contact op met je agent.
werk [o] (het ~), baan [m] (de ~), post [m] (de ~), functie [v] (de ~), positie [v] (de ~), job [m] (de ~), werkkring [m] (de ~), dienstverband [o] (het ~), betrekking [v] (de ~) {zn.}
werk [o] (het ~)
baan [m] (de ~)
post [m] (de ~)
functie [v] (de ~)
positie [v] (de ~)
job [m] (de ~)
werkkring [m] (de ~)
dienstverband [o] (het ~)
betrekking [v] (de ~) {zn.}
Maar hij had een job nodig.
Maar hij had een job nodig.
Werk langzaam.
Werk langzaam.


Gerelateerd aan betrekking

verkeer - verband - verstandhouding - verhouding - omgang - plaats - baan - post - ambt - wachtpost - werkkring - functie - relatie - opzicht - contactbetrekking - toestand - bezigheid