Vertaling van bleken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
wit maken, witten, bleken {ww.}
wit maken
witten
bleken {ww.}

ik bleek
jij bleekt
hij/zij/het bleekt

ik wit
jij wit
hij/zij/het wit
» meer vervoegingen van witten

blijken {ww.}
blijken {ww.}

ik bleek
jij bleek
hij/zij/het bleek

ik bleek
jij bleek
hij/zij/het bleek
» meer vervoegingen van blijken

zich vertonen, blijken {ww.}
zich vertonen
blijken {ww.}

ik bleek
jij bleek
hij/zij/het bleek

ik bleek
jij bleek
hij/zij/het bleek
» meer vervoegingen van blijken

opbleken, bleken {ww.}
opbleken
bleken {ww.}

ik bleek
jij bleekt
hij/zij/het bleekt

ik bleek op
jij bleekt op
hij/zij/het bleekt op
» meer vervoegingen van opbleken

blijken {ww.}
blijken {ww.}

ik bleek
jij bleek
hij/zij/het bleek

ik bleek
jij bleek
hij/zij/het bleek
» meer vervoegingen van blijken

bleek [m] (de ~) {zn.}
bleek [m] (de ~) {zn.}
Je gezicht is bleek.
Je gezicht is bleek.
Tom bleek gelijk te hebben.
Tom bleek gelijk te hebben.


Gerelateerd aan bleken

wit maken - witten - blijken - zich vertonen - opbleken - bleektinten - plaatsvinden - grasveld