Vertaling van wit maken
witten
bleken {ww.}
aanmaken
bedrijven
doen
uitbrengen
uitrichten
uitvoeren {ww.}
ik maak aan
jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan
ik maak
jij maakt
hij/zij/het maakt
» meer vervoegingen van maken
maken
aanmaken
vervaardigen {ww.}
ik maak aan
jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan
ik fabriceer
jij fabriceert
hij/zij/het fabriceert
» meer vervoegingen van fabriceren
fijnmaken
vergruizen
versnipperen {ww.}
ik brokkel
jij brokkelt
hij/zij/het brokkelt
ik brokkel
jij brokkelt
hij/zij/het brokkelt
» meer vervoegingen van brokkelen
doormaken
ervaren
ondervinden {ww.}
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
» meer vervoegingen van beleven
afdrogen
droogmaken
uitdrogen {ww.}
ik droog af
jij droogt af
hij/zij/het droogt af
ik droog
jij droogt
hij/zij/het droogt
» meer vervoegingen van drogen
aansteken
doen ontbranden
ontsteken
stoken {ww.}
ik maak aan
jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan
ik maak aan
jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan
» meer vervoegingen van aanmaken
dichtmaken
sluiten
toedoen {ww.}
ik doe dicht
jij doet dicht
hij/zij/het doet dicht
ik doe dicht
jij doet dicht
hij/zij/het doet dicht
» meer vervoegingen van dichtdoen
behalen
verkrijgen
verwerven {ww.}
ik behaal
jij behaalt
hij/zij/het behaalt
ik maak buit
jij maakt buit
hij/zij/het maakt buit
» meer vervoegingen van buitmaken
uitmaken
beëindigen
afmaken
voleindigen
afsluiten {ww.}
ik maak af
jij maakt af
hij/zij/het maakt af
ik besluit
jij besluit
hij/zij/het besluit
» meer vervoegingen van besluiten
verstoppen
volstoppen
toestoppen
dichtmaken
dichten {ww.}
ik dicht
jij dicht
hij/zij/het dicht
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
beleven
doormaken
doorleven {ww.}
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
ik onderga
jij ondergaat
hij/zij/het ondergaat
» meer vervoegingen van ondergaan
doortrekken
doorkomen {ww.}
ik kom door
jij komt door
hij/zij/het komt door
ik maak door
jij maakt door
hij/zij/het maakt door
» meer vervoegingen van doormaken
voorbereiden
toebereiden
aanmaken {ww.}
ik maak aan
jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan
ik bereid
jij bereidt
hij/zij/het bereidt
» meer vervoegingen van bereiden
verpulveren
fijnmaken {ww.}
ik maak fijn
jij maakt fijn
hij/zij/het maakt fijn
ik verpulver
jij verpulvert
hij/zij/het verpulvert
» meer vervoegingen van verpulveren
ombrengen
doodmaken {ww.}
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
» meer vervoegingen van doden
plunderen
roven
stropen {ww.}
ik maak buit
jij maakt buit
hij/zij/het maakt buit
ik maak buit
jij maakt buit
hij/zij/het maakt buit
» meer vervoegingen van buitmaken