Vertaling van compagnon
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
compagnon, vennoot {zn.}
compagnon
vennoot {zn.}
vennoot {zn.}
vennoot , partner , associé, handelsgenoot, compagnon {zn.}
vennoot
partner
associé
handelsgenoot
compagnon {zn.}
partner
associé
handelsgenoot
compagnon {zn.}
vriend , vriendin , maat , gabber , compagnon , vrind, makker , kornuit , kompaan, kameraad , gezel , deelgenoot, amice {zn.}
vriend
vriendin
maat
gabber
compagnon
vrind
makker
kornuit
kompaan
kameraad
gezel
deelgenoot
amice {zn.}
vriendin
maat
gabber
compagnon
vrind
makker
kornuit
kompaan
kameraad
gezel
deelgenoot
amice {zn.}
Zijn vriendin is Japans.
Zijn vriendin is Japans.
Ze is mijn vriendin.
Ze is mijn vriendin.