Vertaling van druk
uitgave
editie
uitgaaf {zn.}
gejaagd
onrustig
rusteloos
woelig {bn.}
pressie {zn.}
levendig
kras
kwiek
opgewekt
rap
tierig
vief
wakker {bn.}
drang
knel
pressie {zn.}
bewegelijk
druk
roerig
woelig {bn.}
druk
tumultueus
turbulent
woelig
actief
bedrijvig
werkzaam {bn.}
druk {bn.}
druk
volkrijk {bn.}
dringen
pressen
persen
knellen {ww.}
ik dring
jij dringt
hij/zij/het dringt
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
afdrukken
boekdrukken
printen {ww.}
ik druk af
jij drukt af
hij/zij/het drukt af
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
beren
bouten
kakken
keutelen
ontlasten
schijten
uitpoepen
uitschijten
drukken
uitkakken
afgaan {ww.}
ik ga af
jij gaat af
hij/zij/het gaat af
ik poep
jij poept
hij/zij/het poept
» meer vervoegingen van poepen
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
beklemmen
knellen
knagen
vreten
nijpen
benauwen
beknellen {ww.}
ik beklem
jij beklemt
hij/zij/het beklemt
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
drukken
belasten {ww.}
ik belast
jij belast
hij/zij/het belast
ik rust
jij rust
hij/zij/het rust
» meer vervoegingen van rusten
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken
Voorbeelden in zinsverband
Ze waren druk.
Ze waren druk.
Ik sta altijd onder druk.
Ik sta altijd onder druk.
Ze is zeker druk bezig.
Ze is zeker druk bezig.
Heb je het altijd druk?
Heb je het altijd druk?
De stad was erg druk.
De stad was erg druk.
Hij zette me onder druk.
Hij zette me onder druk.
Ze was druk bezig met haar huiswerk.
Ze was druk bezig met haar huiswerk.
Druk jezelf zo duidelijk mogelijk uit.
Druk jezelf zo duidelijk mogelijk uit.
Help hem als hij het druk heeft.
Help hem als hij het druk heeft.
Heb je het druk op het moment?
Heb je het druk op het moment?
Ga weg. Ik heb het druk.
Ga weg. Ik heb het druk.
Welke is completer, de eerste druk of de tweede?
Welke is completer, de eerste druk of de tweede?
Ik heb het te druk om haar te helpen.
Ik heb het te druk om haar te helpen.
We hebben het op het moment erg druk.
We hebben het op het moment erg druk.
Ik maak me niet al te druk over mijn cv.
Ik maak me niet al te druk over mijn cv.