Vertaling van flikker

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
poot, flikker [m] {zn.}
poot
flikker [m] {zn.}
's Nachts zet ik mijn paprikaplantjes bij het open raam, zodat ze een beetje kunnen harden voor ik ze buiten poot, want ze hebben nu nog zulke dunne steeltjes.
's Nachts zet ik mijn paprikaplantjes bij het open raam, zodat ze een beetje kunnen harden voor ik ze buiten poot, want ze hebben nu nog zulke dunne steeltjes.
poot, flikker, homofiel, homosexueel, homo {zn.}
poot
flikker
homofiel
homosexueel
homo {zn.}
flikker, kuitenflikker [m] (de ~) {zn.}
flikker
kuitenflikker [m] (de ~) {zn.}
flikkeren, flitsen, bliksemen {ww.}
flikkeren
flitsen
bliksemen {ww.}

ik bliksem
jij bliksemt
hij/zij/het bliksemt

ik flikker
jij flikkert
hij/zij/het flikkert
» meer vervoegingen van flikkeren

lichten, twinkelen, flonkeren, flikkeren {ww.}
lichten
twinkelen
flonkeren
flikkeren {ww.}

ik flikker
jij flikkert
hij/zij/het flikkert

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht
» meer vervoegingen van lichten

Plots gingen de lichten uit.
Plots gingen de lichten uit.
We konden de lichten van de stad in de verte zien.
We konden de lichten van de stad in de verte zien.
flitsen, gloren, flikkeren {ww.}
flitsen
gloren
flikkeren {ww.}

ik flikker
jij flikkert
hij/zij/het flikkert

ik flits
jij flitst
hij/zij/het flitst
» meer vervoegingen van flitsen

flikkeren, flakkeren {ww.}
flikkeren
flakkeren {ww.}

hij/zij/het flakkert
zij flakkeren
ik flikker

hij/zij/het flikkert
zij flikkeren
ik flikker
» meer vervoegingen van flikkeren

flakkeren, flikkeren, schitteren, vonken schieten, wapperen {ww.}
flakkeren
flikkeren
schitteren
vonken schieten
wapperen {ww.}

hij/zij/het flakkert
zij flakkeren
ik flikker

hij/zij/het flikkert
zij flikkeren
ik flikker
» meer vervoegingen van flikkeren

flikkeren, fonkelen, twinkelen {ww.}
flikkeren
fonkelen
twinkelen {ww.}

ik flikker
jij flikkert
hij/zij/het flikkert

ik flikker
jij flikkert
hij/zij/het flikkert
» meer vervoegingen van flikkeren

poot [m] (de ~), Hagenaar, reetkever, holtor, Utrechtenaar, flikker [m] (de ~) {zn.}
poot [m] (de ~)
Hagenaar
reetkever
holtor
Utrechtenaar
flikker [m] (de ~) {zn.}