Vertaling van geloof
religie
godsdienst {zn.}
vertrouwen
fiducie {zn.}
religie
godsdienst
geloofsovertuiging {zn.}
houden voor
menen {ww.}
ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
» meer vervoegingen van geloven
geloven
van mening zijn
vinden {ww.}
ik acht
jij acht
hij/zij/het acht
ik acht
jij acht
hij/zij/het acht
» meer vervoegingen van achten
ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
» meer vervoegingen van geloven
aannemen {ww.}
ik neem aan
jij neemt aan
hij/zij/het neemt aan
ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
» meer vervoegingen van geloven
betrouwen
verlaten
bouwen
leunen
rekenen
steunen
geloven {ww.}
ik betrouw
jij betrouwt
hij/zij/het betrouwt
ik vertrouw
jij vertrouwt
hij/zij/het vertrouwt
» meer vervoegingen van vertrouwen
bevroeden
denken
geloven
menen {ww.}
ik bevroed
jij bevroedt
hij/zij/het bevroedt
ik vermoed
jij vermoedt
hij/zij/het vermoedt
» meer vervoegingen van vermoeden
ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
» meer vervoegingen van geloven
Voorbeelden in zinsverband
Geloof in jezelf.
Geloof in jezelf.
Ik geloof je.
Ik geloof je.
Geloof jij in ufo's?
Geloof jij in ufo's?
Geloof je in feeën?
Geloof je in feeën?
Ik geloof in spoken.
Ik geloof in spoken.
Geloof me maar gewoon.
Geloof me maar gewoon.
Geloof doet wonderen!
Geloof doet wonderen!
Geloof je in het christendom?
Geloof je in het christendom?
Geloof je wat hij zei?
Geloof je wat hij zei?
Ik geloof niet in God.
Ik geloof niet in God.
Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.
Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Ik geloof dat hij te vertrouwen is.
Ik geloof dat hij te vertrouwen is.
Geloof mij. Ik word een nieuwe man.
Geloof mij. Ik word een nieuwe man.
Geloof je in het bestaan van God?
Geloof je in het bestaan van God?