Vertaling van genoegen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
genoegen, graagte {zn.}
genoegen
graagte {zn.}
Het is ons een genoegen.
Het is ons een genoegen.
Het is altijd een genoegen om je te zien.
Het is altijd een genoegen om je te zien.
plezier, genoegen, vermaak, pret {zn.}
plezier
genoegen
vermaak
pret {zn.}
Veel plezier!
Veel plezier!
Veel plezier!
Veel plezier!
zin [m], genoegen, behagen [o], welgevallen, welbehagen {zn.}
zin [m]
genoegen
behagen [o]
welgevallen
welbehagen {zn.}
Hij doet vergeefse moeite, die tracht allen te behagen
Hij doet vergeefse moeite, die tracht allen te behagen
Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.
Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.
plezier [o] (het ~), genoegen [o] (het ~), genot [o] (het ~), behagen, lol [m] (de ~), lust [m] (de ~), leut [m] (de ~), vrolijkheid [v] (de ~), welbehagen [o] (het ~), vermaak [o] (het ~), sjeu, schik [m] (de ~), pret [m] (de ~), aardigheid [v] (de ~), leute, jolijt [m] (de/het ~), jeu, gein [m] (de ~) {zn.}
plezier [o] (het ~)
genoegen [o] (het ~)
genot [o] (het ~)
behagen
lol [m] (de ~)
lust [m] (de ~)
leut [m] (de ~)
vrolijkheid [v] (de ~)
welbehagen [o] (het ~)
vermaak [o] (het ~)
sjeu
schik [m] (de ~)
pret [m] (de ~)
aardigheid [v] (de ~)
leute
jolijt [m] (de/het ~)
jeu
gein [m] (de ~) {zn.}
Veel plezier!
Veel plezier!
Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
zin [m] (de ~), genoegen [o] (het ~), geneugte [v] (de ~) {zn.}
zin [m] (de ~)
genoegen [o] (het ~)
geneugte [v] (de ~) {zn.}
Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.
Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Het is ons een genoegen.

Het is ons een genoegen.

Het is altijd een genoegen om je te zien.

Het is altijd een genoegen om je te zien.

Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.

Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.

Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.

Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.

Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.

Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.


Gerelateerd aan genoegen

graagte - plezier - vermaak - pret - zin - behagen - welgevallen - welbehagen - genot - lol - lust - leut - vrolijkheid - sjeu - schikgevoel - omstandigheid