Vertaling van plezier
genoegen
vermaak
pret {zn.}
genoegen
genot
behagen
lol
lust
leut
vrolijkheid
welbehagen
vermaak
sjeu
schik
pret
aardigheid
leute
jolijt
jeu
gein {zn.}
vergenoegen
verheugen
plezieren {ww.}
ik plezier
jij pleziert
hij/zij/het pleziert
ik verblijd
jij verblijdt
hij/zij/het verblijdt
» meer vervoegingen van verblijden
Voorbeelden in zinsverband
Veel plezier!
Veel plezier!
Veel plezier!
Veel plezier!
Veel plezier!
Veel plezier!
We gaan veel plezier beleven.
We gaan veel plezier beleven.
We hadden veel plezier samen.
We hadden veel plezier samen.
Ik meng niet graag zaken met plezier.
Ik meng niet graag zaken met plezier.
Doe mij een plezier en zwijg.
Doe mij een plezier en zwijg.
Wil je me een plezier doen?
Wil je me een plezier doen?
Veel plezier op het feestje, John.
Veel plezier op het feestje, John.
Hij beleeft plezier aan lange boswandelingen.
Hij beleeft plezier aan lange boswandelingen.
Het doet mij plezier dat ge terug zijt.
Het doet mij plezier dat ge terug zijt.
Het is met veel plezier dat we u hier verwelkomen.
Het is met veel plezier dat we u hier verwelkomen.
Het is gemakkelijker plezier te maken dan te werken.
Het is gemakkelijker plezier te maken dan te werken.
Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?
Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?
Plezier bevindt zich altijd in het verleden of in de toekomst maar nooit in het heden.
Plezier bevindt zich altijd in het verleden of in de toekomst maar nooit in het heden.