Vertaling van ja zeggen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
bevestigen, toestemmen, ja zeggen, beamen {ww.}
bevestigen
toestemmen
ja zeggen
beamen {ww.}
Ik wil graag ja zeggen, maar...
Ik wil graag ja zeggen, maar...
Ik interpreteer je zwijgen als toestemmen.
Ik interpreteer je zwijgen als toestemmen.
opzeggen, voordragen, reciteren {ww.}
opzeggen
voordragen
reciteren {ww.}

ik zeg op
jij zegt op
hij/zij/het zegt op

ik zeg op
jij zegt op
hij/zij/het zegt op
» meer vervoegingen van opzeggen

uitstrooien, rondvertellen, rondzeggen, rondbrieven {ww.}
uitstrooien
rondvertellen
rondzeggen
rondbrieven {ww.}

ik brief rond
jij brieft rond
hij/zij/het brieft rond

ik strooi uit
jij strooit uit
hij/zij/het strooit uit
» meer vervoegingen van uitstrooien

herhalen, nazeggen {ww.}
herhalen
nazeggen {ww.}

ik herhaal
jij herhaalt
hij/zij/het herhaalt

ik herhaal
jij herhaalt
hij/zij/het herhaalt
» meer vervoegingen van herhalen

herhalen, doornemen, nazeggen {ww.}
herhalen
doornemen
nazeggen {ww.}

ik neem door
jij neemt door
hij/zij/het neemt door

ik herhaal
jij herhaalt
hij/zij/het herhaalt
» meer vervoegingen van herhalen

danken, dankzeggen {ww.}
danken
dankzeggen {ww.}

ik dank
jij dankt
hij/zij/het dankt

ik dank
jij dankt
hij/zij/het dankt
» meer vervoegingen van danken

Niets te danken!
Niets te danken!
Hij zou u moeten danken.
Hij zou u moeten danken.
aanzeggen {ww.}
aanzeggen {ww.}

ik zeg aan
jij zegt aan
hij/zij/het zegt aan

ik zeg aan
jij zegt aan
hij/zij/het zegt aan
» meer vervoegingen van aanzeggen

bedanken, opzeggen {ww.}
bedanken
opzeggen {ww.}

ik bedank
jij bedankt
hij/zij/het bedankt

ik bedank
jij bedankt
hij/zij/het bedankt
» meer vervoegingen van bedanken

Ik kan hem niet genoeg bedanken.
Ik kan hem niet genoeg bedanken.
Ik kan hem niet genoeg bedanken.
Ik kan hem niet genoeg bedanken.
antwoorden, responderen, terugzeggen, repliceren {ww.}
antwoorden
responderen
terugzeggen
repliceren {ww.}

ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt

ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
» meer vervoegingen van antwoorden

Kan iemand anders antwoorden?
Kan iemand anders antwoorden?
Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.
Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.
cancellen, afzeggen {ww.}
cancellen
afzeggen {ww.}

ik zeg af
jij zegt af
hij/zij/het zegt af

ik cancel
jij cancelt
hij/zij/het cancelt
» meer vervoegingen van cancellen

goedendagzeggen {ww.}
goedendagzeggen {ww.}

ik zeg goedendag
jij zegt goedendag
hij/zij/het zegt goedendag

ik zeg goedendag
jij zegt goedendag
hij/zij/het zegt goedendag
» meer vervoegingen van goedendagzeggen

nazeggen, herhalen, echoën {ww.}
nazeggen
herhalen
echoën {ww.}

ik echo
jij echoot
hij/zij/het echoot

ik zeg na
jij zegt na
hij/zij/het zegt na
» meer vervoegingen van nazeggen

opzeggen {ww.}
opzeggen {ww.}

ik zeg op
jij zegt op
hij/zij/het zegt op

ik zeg op
jij zegt op
hij/zij/het zegt op
» meer vervoegingen van opzeggen