Vertaling van kind

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kind [o], jong [o], telg [v], spruit [v], loot [v], nakomeling [m], afstammeling [m] {zn.}
kind [o]
jong [o]
telg [v]
spruit [v]
loot [v]
nakomeling [m]
afstammeling [m] {zn.}
Tom ziet jong uit.
Tom ziet jong uit.
De nacht is nog jong.
De nacht is nog jong.
kind [o], wicht {zn.}
kind [o]
wicht {zn.}
Het kind schilderde bloemen.
Het kind schilderde bloemen.
Ik ben enig kind.
Ik ben enig kind.
kind [o],  {zn.}
kind [o]
 {zn.}
Het kind is vies.
Het kind is vies.
Een kind heeft liefde nodig.
Een kind heeft liefde nodig.
kind [m] (het ~), loot, spruit [m] (de ~), koter [m] (de ~) {zn.}
kind [m] (het ~)
loot
spruit [m] (de ~)
koter [m] (de ~) {zn.}
Het kind telde er tien.
Het kind telde er tien.
kind [m] (het ~), ding {zn.}
kind [m] (het ~)
ding {zn.}
Ieder zijn eigen ding.
Ieder zijn eigen ding.
Laat mij een ding zeggen.
Laat mij een ding zeggen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Het kind schilderde bloemen.

Het kind schilderde bloemen.

Ik ben enig kind.

Ik ben enig kind.

Het kind is vies.

Het kind is vies.

Een kind heeft liefde nodig.

Een kind heeft liefde nodig.

Het kind telde er tien.

Het kind telde er tien.

Ze is maar een kind.

Ze is maar een kind.

Hij is een verwend kind.

Hij is een verwend kind.

Ik ben geen kind meer.

Ik ben geen kind meer.

Tom is een verwend kind.

Tom is een verwend kind.

Tom is geen lui kind.

Tom is geen lui kind.

Je bent niet langer gewoon een kind.

Je bent niet langer gewoon een kind.

Ze zochten allemaal naar het vermiste kind.

Ze zochten allemaal naar het vermiste kind.

Ze zochten allen naar het vermiste kind.

Ze zochten allen naar het vermiste kind.

Hij gedraagt zich als een kind.

Hij gedraagt zich als een kind.

Kind, raak niet aan de spiegel!

Kind, raak niet aan de spiegel!


Gerelateerd aan kind

jong - telg - spruit - loot - nakomeling - afstammeling - wicht - - koter - dingfamilielid - mens