Vertaling van loot

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
loot, aflegger [m] {zn.}
loot
aflegger [m] {zn.}
kind [o], jong [o], telg [v], spruit [v], loot [v], nakomeling [m], afstammeling [m] {zn.}
kind [o]
jong [o]
telg [v]
spruit [v]
loot [v]
nakomeling [m]
afstammeling [m] {zn.}
Tom ziet jong uit.
Tom ziet jong uit.
De nacht is nog jong.
De nacht is nog jong.
uitspruitsel, uitloper, scheut, spruit, loot {zn.}
uitspruitsel
uitloper
scheut
spruit
loot {zn.}
loten {ww.}
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot
» meer vervoegingen van loten

verloten, loten {ww.}
verloten
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik verloot
jij verloot
hij/zij/het verloot
» meer vervoegingen van verloten

kind [m] (het ~), loot, spruit [m] (de ~), koter [m] (de ~) {zn.}
kind [m] (het ~)
loot
spruit [m] (de ~)
koter [m] (de ~) {zn.}
Het kind schilderde bloemen.
Het kind schilderde bloemen.
Ik ben enig kind.
Ik ben enig kind.
lot [o] (het ~), poot [m] (de ~), groei [m] (de ~), telg [m] (de ~), rank [m] (de ~), schoot, uitloper [m] (de ~), spruit [m] (de ~), scheut [m] (de ~), afzetsel, loot [m] (de ~) {zn.}
lot [o] (het ~)
poot [m] (de ~)
groei [m] (de ~)
telg [m] (de ~)
rank [m] (de ~)
schoot
uitloper [m] (de ~)
spruit [m] (de ~)
scheut [m] (de ~)
afzetsel
loot [m] (de ~) {zn.}
Liefde van het lot
Liefde van het lot
Het is het lot van de mens om te lijden.
Het is het lot van de mens om te lijden.
loten {ww.}
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot
» meer vervoegingen van loten

loten {ww.}
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot
» meer vervoegingen van loten



Gerelateerd aan loot

aflegger - kind - jong - telg - spruit - nakomeling - afstammeling - uitspruitsel - uitloper - scheut - loten - verloten - koter - lot - pootfamilielid - tak - beërven - hoop