Vertaling van noden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vragen, uitnodigen, noden, inviteren {ww.}
vragen
uitnodigen
noden
inviteren {ww.}

ik inviteer
jij inviteert
hij/zij/het inviteert

ik vraag
jij vraagt
hij/zij/het vraagt
» meer vervoegingen van vragen

De mensen zijn geneigd om hun toekomstige noden te onderschatten.
De mensen zijn geneigd om hun toekomstige noden te onderschatten.
Je mag uitnodigen wie je wilt.
Je mag uitnodigen wie je wilt.
nood (mv. noden), behoefte [v] {zn.}
nood (mv. noden)
behoefte [v] {zn.}
Morgenrood, aarde in nood. Avondrood, reactor verkloot.
Morgenrood, aarde in nood. Avondrood, reactor verkloot.
Ik heb nood aan iemand om met te praten.
Ik heb nood aan iemand om met te praten.
gevaar, nood (mv. noden), perikel, onraad {zn.}
gevaar
nood (mv. noden)
perikel
onraad {zn.}
Welk nummer moet ik bellen in geval van nood?
Welk nummer moet ik bellen in geval van nood?
We zijn buiten gevaar.
We zijn buiten gevaar.
nood (mv. noden), ellende [v], misère, schamelheid [v], narigheid [v], armoe [v] {zn.}
nood (mv. noden)
ellende [v]
misère
schamelheid [v]
narigheid [v]
armoe [v] {zn.}
Voor velen was verworven rijkdom niet het einde van hun ellende, maar heeft het veranderd
Voor velen was verworven rijkdom niet het einde van hun ellende, maar heeft het veranderd
nood (mv. noden), noodzaak {zn.}
nood (mv. noden)
noodzaak {zn.}
vragen, uitnodigen, noden, nodigen, inviteren {ww.}
vragen
uitnodigen
noden
nodigen
inviteren {ww.}

ik inviteer
jij inviteert
hij/zij/het inviteert

ik vraag
jij vraagt
hij/zij/het vraagt
» meer vervoegingen van vragen

Laten we Tom vragen.
Laten we Tom vragen.
Heeft u nog vragen?
Heeft u nog vragen?
vragen, uitnodigen, noden, nodigen, inviteren {ww.}
vragen
uitnodigen
noden
nodigen
inviteren {ww.}

ik inviteer
jij inviteert
hij/zij/het inviteert

ik vraag
jij vraagt
hij/zij/het vraagt
» meer vervoegingen van vragen

Ga hulp vragen.
Ga hulp vragen.
gebrek [o] (het ~), nood [m] (de ~), armoede [m] (de ~), nooddruft [m] (de ~), behoeftigheid, armzaligheid, armoedigheid, armoe {zn.}
gebrek [o] (het ~)
nood [m] (de ~)
armoede [m] (de ~)
nooddruft [m] (de ~)
behoeftigheid
armzaligheid
armoedigheid
armoe {zn.}
Ze leven in armoede.
Ze leven in armoede.
Gebrek aan beweging kan de gezondheid schaden.
Gebrek aan beweging kan de gezondheid schaden.
nood (mv. noden) [m] (de ~), noodzaak [m] (de ~), urgentie [v] (de ~), noodzakelijkheid [v] (de ~), onvermijdelijkheid [v] (de ~), necessiteit {zn.}
nood (mv. noden) [m] (de ~)
noodzaak [m] (de ~)
urgentie [v] (de ~)
noodzakelijkheid [v] (de ~)
onvermijdelijkheid [v] (de ~)
necessiteit {zn.}
Noodzaak is hard
Noodzaak is hard
Men hoeft geen dingen toe te voegen (aan een formule) zonder noodzaak
Men hoeft geen dingen toe te voegen (aan een formule) zonder noodzaak
benauwenis, nood (mv. noden) [m] (de ~) {zn.}
benauwenis
nood (mv. noden) [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan noden

vragen - uitnodigen - inviteren - nood - behoefte - gevaar - perikel - onraad - ellende - misère - schamelheid - narigheid - armoe - noodzaak - nodigenverzoeken - gebrek - omstandigheid - gevaar