Vertaling van onderricht

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
onderricht, lering [v] {zn.}
onderricht
lering [v] {zn.}
onderwijs, onderricht, ontwikkeling [v] {zn.}
onderwijs
onderricht
ontwikkeling [v] {zn.}
Ik vind dat examens het onderwijs verpesten.
Ik vind dat examens het onderwijs verpesten.
De bandrecorder is een handig hulpmiddel in het onderwijs.
De bandrecorder is een handig hulpmiddel in het onderwijs.
onderricht {zn.}
onderricht {zn.}
les [m] (de ~), onderwijs [o] (het ~), cursus [m] (de ~), onderricht [o] (het ~) {zn.}
les [m] (de ~)
onderwijs [o] (het ~)
cursus [m] (de ~)
onderricht [o] (het ~) {zn.}
Hij geeft les Engels.
Hij geeft les Engels.
Vandaag is er geen les.
Vandaag is er geen les.
geven, lesgeven, onderwijzen, onderrichten, doceren {ww.}
geven
lesgeven
onderwijzen
onderrichten
doceren {ww.}

ik doceer
jij doceert
hij/zij/het doceert

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

Onderwijzen vraagt veel geduld.
Onderwijzen vraagt veel geduld.
Lesgeven aan jonge kinderen is niet makkelijk.
Lesgeven aan jonge kinderen is niet makkelijk.
onderrichten {ww.}
onderrichten {ww.}

ik onderricht
jij onderricht
hij/zij/het onderricht

ik onderricht
jij onderricht
hij/zij/het onderricht
» meer vervoegingen van onderrichten



Gerelateerd aan onderricht

lering - onderwijs - ontwikkeling - les - cursus - geven - lesgeven - onderwijzen - onderrichten - docerenvoorlichting - bezigheid - bijbrengen - voorlichten - graad