Vertaling van opleggen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
opleggen {ww.}
opleggen {ww.}

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen
» meer vervoegingen van opleggen

opleggen {ww.}
opleggen {ww.}

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen
» meer vervoegingen van opleggen

aantrekken, aanbrengen, opbrengen, opleggen, aandoen {ww.}
aantrekken
aanbrengen
opbrengen
opleggen
aandoen {ww.}

ik zal aanbrengen
jij zult aanbrengen
hij/zij/het zal aanbrengen

ik zal aantrekken
jij zult aantrekken
hij/zij/het zal aantrekken
» meer vervoegingen van aantrekken

Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
opleggen {ww.}
opleggen {ww.}

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen
» meer vervoegingen van opleggen

opleggen {ww.}
opleggen {ww.}

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen

ik zal opleggen
ik zou opleggen
jij zult opleggen
» meer vervoegingen van opleggen



Gerelateerd aan opleggen

aantrekken - aanbrengen - opbrengen - aandoendwingen - bekleden