Vertaling van opspelen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
opspelen, uitspelen {ww.}
opspelen
uitspelen {ww.}
uitspelen {ww.}
ik zal opspelen
ik zou opspelen
jij zult opspelen
ik zal opspelen
ik zou opspelen
jij zult opspelen
» meer vervoegingen van opspelen
uithalen, uitvliegen, uitvaren, uitvallen, uitschieten, uitpakken, opspelen, fulmineren {ww.}
uithalen
uitvliegen
uitvaren
uitvallen
uitschieten
uitpakken
opspelen
fulmineren {ww.}
uitvliegen
uitvaren
uitvallen
uitschieten
uitpakken
opspelen
fulmineren {ww.}
ik zal fulmineren
jij zult fulmineren
hij/zij/het zal fulmineren
ik zal uithalen
jij zult uithalen
hij/zij/het zal uithalen
» meer vervoegingen van uithalen