Vertaling van uitschieten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
uitschieten {ww.}
uitschieten {ww.}

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten
» meer vervoegingen van uitschieten

uitschieten, wegglippen, ontglippen {ww.}
uitschieten
wegglippen
ontglippen {ww.}

ik zal ontglippen
ik zou ontglippen
jij zult ontglippen

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten
» meer vervoegingen van uitschieten

uitschieten {ww.}
uitschieten {ww.}

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten
» meer vervoegingen van uitschieten

uitschieten {ww.}
uitschieten {ww.}

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten
» meer vervoegingen van uitschieten

uitschieten {ww.}
uitschieten {ww.}

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten

ik zal uitschieten
ik zou uitschieten
jij zult uitschieten
» meer vervoegingen van uitschieten

botten, uitspruiten, uitschieten, uitbotten, spruiten {ww.}
botten
uitspruiten
uitschieten
uitbotten
spruiten {ww.}

hij/zij/het zal botten
hij/zij/het zal botten
zij zult botten

hij/zij/het zal botten
hij/zij/het zal botten
zij zult botten
» meer vervoegingen van botten

Onze hond begraaft zijn botten in de tuin.
Onze hond begraaft zijn botten in de tuin.
uitdoen, uitschieten {ww.}
uitdoen
uitschieten {ww.}

ik zal uitdoen
ik zou uitdoen
jij zult uitdoen

ik zal uitdoen
ik zou uitdoen
jij zult uitdoen
» meer vervoegingen van uitdoen

Kan je het licht uitdoen?
Kan je het licht uitdoen?
Moet ik hier mijn schoenen uitdoen?
Moet ik hier mijn schoenen uitdoen?
schieten, uitschieten, uitlopen {ww.}
schieten
uitschieten
uitlopen {ww.}

ik zal schieten
ik zou schieten
jij zult schieten

ik zal schieten
ik zou schieten
jij zult schieten
» meer vervoegingen van schieten

Hij was bang dat je op hem ging schieten.
Hij was bang dat je op hem ging schieten.
Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
uithalen, uitvliegen, uitvaren, uitvallen, uitschieten, uitpakken, opspelen, fulmineren {ww.}
uithalen
uitvliegen
uitvaren
uitvallen
uitschieten
uitpakken
opspelen
fulmineren {ww.}

ik zal fulmineren
jij zult fulmineren
hij/zij/het zal fulmineren

ik zal uithalen
jij zult uithalen
hij/zij/het zal uithalen
» meer vervoegingen van uithalen