Vertaling van uitpakken

Inhoud:

Nederlands

uitpakken, uithalen {ww.}

uitpakken
uithalen {ww.}

ik zal uithalen
jij zult uithalen
hij/zij/het zal uithalen

ik zal uitpakken
jij zult uitpakken
hij/zij/het zal uitpakken
» meer vervoegingen van uitpakken

uitpakken {ww.}

ik zal uitpakken
ik zou uitpakken
jij zult uitpakken

ik zal uitpakken
ik zou uitpakken
jij zult uitpakken
» meer vervoegingen van uitpakken

uitpakken {ww.}

ik zal uitpakken
ik zou uitpakken
jij zult uitpakken

ik zal uitpakken
ik zou uitpakken
jij zult uitpakken
» meer vervoegingen van uitpakken

uitpakken {ww.}

ik zal uitpakken
ik zou uitpakken
jij zult uitpakken

ik zal uitpakken
ik zou uitpakken
jij zult uitpakken
» meer vervoegingen van uitpakken

pronken, uitpakken {ww.}

pronken
uitpakken {ww.}

ik zal pronken
ik zou pronken
jij zult pronken

ik zal pronken
ik zou pronken
jij zult pronken
» meer vervoegingen van pronken

"Wat?" zei Al-Sayib. "Denk je dat je nu ineens met een Armani moet gaan lopen pronken, omdat je op de internationale tv bent?

vallen, leiden, uitdraaien, bekomen, uitvallen, resulteren, uitmonden, uitpakken, uitlopen {ww.}

vallen
leiden
uitdraaien
bekomen
uitvallen
resulteren
uitmonden
uitpakken
uitlopen {ww.}

ik zal bekomen
ik zou bekomen
jij zult bekomen

ik zal vallen
ik zou vallen
jij zult vallen
» meer vervoegingen van vallen

Ik ben bang dat de dingen verkeerd zullen uitdraaien.

Laat vallen.

uithalen, uitvliegen, uitvaren, uitvallen, uitschieten, uitpakken, opspelen, fulmineren {ww.}

uithalen
uitvliegen
uitvaren
uitvallen
uitschieten
uitpakken
opspelen
fulmineren {ww.}

ik zal fulmineren
jij zult fulmineren
hij/zij/het zal fulmineren

ik zal uithalen
jij zult uithalen
hij/zij/het zal uithalen
» meer vervoegingen van uithalen