Vertaling van uitvliegen

Inhoud:

Nederlands

uitvliegen {ww.}

ik zal uitvliegen
ik zou uitvliegen
jij zult uitvliegen

ik zal uitvliegen
ik zou uitvliegen
jij zult uitvliegen
» meer vervoegingen van uitvliegen

vertrekken, vervliegen, wegvliegen, uitvliegen {ww.}

vertrekken
vervliegen
wegvliegen
uitvliegen {ww.}

ik zal uitvliegen
ik zou uitvliegen
jij zult uitvliegen

ik zal vertrekken
ik zou vertrekken
jij zult vertrekken
» meer vervoegingen van vertrekken

We gaan morgen vertrekken.

We vertrekken zonder hem.

uithalen, uitvliegen, uitvaren, uitvallen, uitschieten, uitpakken, opspelen, fulmineren {ww.}

uithalen
uitvliegen
uitvaren
uitvallen
uitschieten
uitpakken
opspelen
fulmineren {ww.}

ik zal fulmineren
jij zult fulmineren
hij/zij/het zal fulmineren

ik zal uithalen
jij zult uithalen
hij/zij/het zal uithalen
» meer vervoegingen van uithalen