Vertaling van praat

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
praat {zn.}
praat {zn.}
Je praat teveel.
Je praat teveel.
Meg praat veel.
Meg praat veel.
praat [m] (de ~), spraak [m] (de ~), performance, taalgebruik [o] (het ~) {zn.}
praat [m] (de ~)
spraak [m] (de ~)
performance
taalgebruik [o] (het ~) {zn.}
Niemand praat met me.
Niemand praat met me.
Praat niet zo tegen hem.
Praat niet zo tegen hem.
praten, babbelen, keuvelen {ww.}
praten
babbelen
keuvelen {ww.}

ik babbel
jij babbelt
hij/zij/het babbelt

ik praat
jij praat
hij/zij/het praat
» meer vervoegingen van praten

Laat ons babbelen.
Laat ons babbelen.
Misschien kunnen we praten.
Misschien kunnen we praten.
spreken, praten {ww.}
spreken
praten {ww.}

ik praat
jij praat
hij/zij/het praat

ik spreek
jij spreekt
hij/zij/het spreekt
» meer vervoegingen van spreken

Wij praten graag.
Wij praten graag.
Kunnen we praten?
Kunnen we praten?
hebben, spreken, praten, converseren {ww.}
hebben
spreken
praten
converseren {ww.}

ik converseer
jij converseert
hij/zij/het converseert

ik heb
jij hebt
hij/zij/het heeft
» meer vervoegingen van hebben

Laat ons praten.
Laat ons praten.
Hij stopte plotseling met praten.
Hij stopte plotseling met praten.
praten, klappen {ww.}
praten
klappen {ww.}

ik klap
jij klapt
hij/zij/het klapt

ik praat
jij praat
hij/zij/het praat
» meer vervoegingen van praten

praten {ww.}
praten {ww.}

ik praat
jij praat
hij/zij/het praat

ik praat
jij praat
hij/zij/het praat
» meer vervoegingen van praten



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Je praat teveel.

Je praat teveel.

Meg praat veel.

Meg praat veel.

Niemand praat met me.

Niemand praat met me.

Praat niet zo tegen hem.

Praat niet zo tegen hem.

Praat niet zo snel, alstublieft.

Praat niet zo snel, alstublieft.

Praat niet in de leesruimte.

Praat niet in de leesruimte.

Je praat alsof je de baas bent.

Je praat alsof je de baas bent.

Praat niet met een volle mond.

Praat niet met een volle mond.

Tom kreeg zijn auto niet aan de praat.

Tom kreeg zijn auto niet aan de praat.

Ik wil niet dat Tom tegen Mary praat.

Ik wil niet dat Tom tegen Mary praat.

Die jongen praat alsof hij een volwassene is.

Die jongen praat alsof hij een volwassene is.

Tom kreeg zijn auto niet aan de praat.

Tom kreeg zijn auto niet aan de praat.

Tom praat niet echt veel over zijn problemen.

Tom praat niet echt veel over zijn problemen.

He praat zo hard dat hij ons in de problemen gaat brengen.

He praat zo hard dat hij ons in de problemen gaat brengen.

Het aantal muffins dat je krijgt, zal omgekeerd evenredig zijn aan het aantal keer dat je op IRC praat.

Het aantal muffins dat je krijgt, zal omgekeerd evenredig zijn aan het aantal keer dat je op IRC praat.


Gerelateerd aan praat

spraak - performance - taalgebruik - praten - babbelen - keuvelen - spreken - hebben - converseren - klappencommunicatie - handelen - doorwerken