Vertaling van resolveren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
besluiten, beslissen, uitgemaakt, uitmaken, beschikken, resolveren, decideren {ww.}
besluiten
beslissen
uitgemaakt
uitmaken
beschikken
resolveren
decideren {ww.}
beslissen
uitgemaakt
uitmaken
beschikken
resolveren
decideren {ww.}
ik beschik
jij beschikt
hij/zij/het beschikt
ik besluit
jij besluit
hij/zij/het besluit
» meer vervoegingen van besluiten
Hij was kwaad op mij omdat ik het had uitgemaakt.
Hij was kwaad op mij omdat ik het had uitgemaakt.
Tom wil het niet uitmaken met Mary.
Tom wil het niet uitmaken met Mary.
oplossen, resolveren {ww.}
oplossen
resolveren {ww.}
resolveren {ww.}
ik los op
jij lost op
hij/zij/het lost op
ik los op
jij lost op
hij/zij/het lost op
» meer vervoegingen van oplossen
Niemand kan dit probleem oplossen.
Niemand kan dit probleem oplossen.
Dick probeerde het probleem tevergeefs te oplossen.
Dick probeerde het probleem tevergeefs te oplossen.