Vertaling van sloof

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
sloof {zn.}
sloof {zn.}
schort, voorschoot, sloof, boezelaar [m] {zn.}
schort
voorschoot
sloof
boezelaar [m] {zn.}
Ik heb mijn oranje sjaal en witte schort zeer helder gemaakt, zodat het mensen gelijk zou opvallen.
Ik heb mijn oranje sjaal en witte schort zeer helder gemaakt, zodat het mensen gelijk zou opvallen.
sloof [m] (de ~) {zn.}
sloof [m] (de ~) {zn.}
sloven, zwoegen, aanpoten {ww.}
sloven
zwoegen
aanpoten {ww.}

ik poot aan
jij poot aan
hij/zij/het poot aan

ik sloof
jij slooft
hij/zij/het slooft
» meer vervoegingen van sloven

sloven {ww.}
sloven {ww.}

ik sloof
jij slooft
hij/zij/het slooft

ik sloof
jij slooft
hij/zij/het slooft
» meer vervoegingen van sloven

assepoes, sloof [v] (de ~), huissloof {zn.}
assepoes
sloof [v] (de ~)
huissloof {zn.}
boezelaar [m] (de ~), sloof [m] (de ~), voorschoot [m] (de/het ~) {zn.}
boezelaar [m] (de ~)
sloof [m] (de ~)
voorschoot [m] (de/het ~) {zn.}
inspannen, ploegen, sloven, sappelen, ploeteren, beulen {ww.}
inspannen
ploegen
sloven
sappelen
ploeteren
beulen {ww.}

ik beul
jij beult
hij/zij/het beult

ik span in
jij spant in
hij/zij/het spant in
» meer vervoegingen van inspannen