Vertaling van verkeerd
foutief
onjuist
verkeerd {bn.}
op onjuiste wijze
verkeerd {bw.}
mis
onjuist
verkeerd {bn.}
bij vergissing
per abuis
verkeerd {bw.}
kwaad
kwalijk
slecht
verkeerd {bn.}
verkeerd {bn.}
verkeerd {bn.}
ik heb verkeerd
ik had verkeerd
ik zal verkeerd hebben
ik heb verkeerd
ik had verkeerd
ik zal verkeerd hebben
» meer vervoegingen van verkeren
verkeren
aanbelangen
betreffen
aangaan {ww.}
hij/zij/het heeft aanbelangd
zij hebben aanbelangd
hij/zij/het had aanbelangd
hij/zij/het heeft verkeerd
zij hebben verkeerd
hij/zij/het had verkeerd
» meer vervoegingen van verkeren
verkeren
kenteren {ww.}
ik heb gekenterd
jij hebt gekenterd
hij/zij/het heeft gekenterd
ik heb veranderd
jij hebt veranderd
hij/zij/het heeft veranderd
» meer vervoegingen van veranderen
verkeren
bevinden {ww.}
ik heb bevonden
ik had bevonden
ik zal bevonden hebben
ik heb gezeten
ik had gezeten
ik zal gezeten hebben
» meer vervoegingen van zitten
zitten
ophouden
wezen
uithangen
verkeren
bevinden
verwijlen
vertoeven
toeven
pozen {ww.}
ik heb bevonden
ik had bevonden
ik zal bevonden hebben
ik ben geweest
ik was geweest
ik zal geweest zijn
» meer vervoegingen van zijn
Voorbeelden in zinsverband
Deze zin is niet verkeerd.
Deze zin is niet verkeerd.
Haar naam was verkeerd gespeld.
Haar naam was verkeerd gespeld.
Jij doet gewoon niks verkeerd.
Jij doet gewoon niks verkeerd.
Is dat verkeerd?
Is dat verkeerd?
Ik ben bang dat de dingen verkeerd zullen uitdraaien.
Ik ben bang dat de dingen verkeerd zullen uitdraaien.
"Die letters staan allemaal verkeerd om!" "Nee, dat hoort zo, dat is Russisch."
"Die letters staan allemaal verkeerd om!" "Nee, dat hoort zo, dat is Russisch."