Vertaling van mis

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
mis, eucharistieviering [v] {zn.}
mis
eucharistieviering [v] {zn.}
Ik mis je ontzettend.
Ik mis je ontzettend.
Heb ik het mis?
Heb ik het mis?
mis, niet raak {bn.}
mis
niet raak {bn.}
mis, mis [m] (de ~) {zn.}
mis
mis [m] (de ~) {zn.}
Ik mis hem simpelweg.
Ik mis hem simpelweg.
Ik mis je.
Ik mis je.
fout, mis, onjuist, verkeerd {bn.}
fout
mis
onjuist
verkeerd {bn.}
mis [m] (de ~) {zn.}
mis [m] (de ~) {zn.}
Ik mis hem.
Ik mis hem.
mis {bn.}
mis {bn.}
mis [m] (de ~), eucharistieviering [v] (de ~) {zn.}
mis [m] (de ~)
eucharistieviering [v] (de ~) {zn.}
missen, vermissen {ww.}
missen
vermissen {ww.}

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen

missen, niet vinden {ww.}
missen
niet vinden {ww.}

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen

Je vrienden zullen je missen.
Je vrienden zullen je missen.
Ik zal u allemaal missen.
Ik zal u allemaal missen.
derven, missen, ontberen {ww.}
derven
missen
ontberen {ww.}

ik derf
jij derft
hij/zij/het derft

ik derf
jij derft
hij/zij/het derft
» meer vervoegingen van derven

misgrijpen, mislopen, missen {ww.}
misgrijpen
mislopen
missen {ww.}

ik misgrijp
jij misgrijpt
hij/zij/het misgrijpt

ik misgrijp
jij misgrijpt
hij/zij/het misgrijpt
» meer vervoegingen van misgrijpen

foutief, onjuist, verkeerd, fout, onzuiver, mis {bn.}
foutief
onjuist
verkeerd
fout
onzuiver
mis {bn.}
schorten, missen, ontbreken, mankeren {ww.}
schorten
missen
ontbreken
mankeren {ww.}

ik mankeer
jij mankeert
hij/zij/het mankeert

ik schort
jij schort
hij/zij/het schort
» meer vervoegingen van schorten

missen {ww.}
missen {ww.}

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen

missen {ww.}
missen {ww.}

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen

Je vrienden zullen je missen.
Je vrienden zullen je missen.
We missen je heel erg.
We missen je heel erg.
missen {ww.}
missen {ww.}

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen

We missen je heel erg.
We missen je heel erg.
missen {ww.}
missen {ww.}

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen

missen {ww.}
missen {ww.}

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist

ik mis
jij mist
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik mis je ontzettend.

Ik mis je ontzettend.

Heb ik het mis?

Heb ik het mis?

Ik mis hem simpelweg.

Ik mis hem simpelweg.

Ik mis je.

Ik mis je.

Ik mis hem.

Ik mis hem.

Ik mis je voortdurend.

Ik mis je voortdurend.

Je hebt het mis.

Je hebt het mis.

Je hebt het duidelijk mis.

Je hebt het duidelijk mis.

Mis deze geweldige kans niet.

Mis deze geweldige kans niet.

Ik mis je heel erg.

Ik mis je heel erg.

Sorry, er ging iets mis.

Sorry, er ging iets mis.

Wat is er mis mee?

Wat is er mis mee?

Er is iets mis met de motor.

Er is iets mis met de motor.

Er is iets mis met de remmen.

Er is iets mis met de remmen.

Er is niets mis met hem.

Er is niets mis met hem.