Vertaling van volgen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
volgen, gaan langs, beschrijven {ww.}
volgen
gaan langs
beschrijven {ww.}

ik beschrijf
jij beschrijft
hij/zij/het beschrijft

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt
» meer vervoegingen van volgen

Ik zal volgen.
Ik zal volgen.
We moeten de regels volgen.
We moeten de regels volgen.
volgen, opvolgen, voortvloeien, bijhouden, bewandelen {ww.}
volgen
opvolgen
voortvloeien
bijhouden
bewandelen {ww.}

ik bewandel
jij bewandelt
hij/zij/het bewandelt

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt
» meer vervoegingen van volgen

Hij moet mijn raad opvolgen.
Hij moet mijn raad opvolgen.
We moeten de wet volgen.
We moeten de wet volgen.
volgen {ww.}
volgen {ww.}

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt
» meer vervoegingen van volgen

Ge moet de wet volgen.
Ge moet de wet volgen.
De dieren volgen hun instinct.
De dieren volgen hun instinct.
volgen {ww.}
volgen {ww.}

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt
» meer vervoegingen van volgen

volgen, voortvloeien, voortkomen {ww.}
volgen
voortvloeien
voortkomen {ww.}

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt
» meer vervoegingen van volgen

volgen {ww.}
volgen {ww.}

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt

ik volg
jij volgt
hij/zij/het volgt
» meer vervoegingen van volgen

nagaan, volgen {ww.}
nagaan
volgen {ww.}

ik ga na
jij gaat na
hij/zij/het gaat na

ik ga na
jij gaat na
hij/zij/het gaat na
» meer vervoegingen van nagaan

resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien {ww.}
resulteren
uitkomen
volgen
voortkomen
voortspruiten
voortvloeien {ww.}

hij/zij/het resulteert
zij resulteren
ik kom uit

hij/zij/het komt uit
zij komen uit
ik kom uit
» meer vervoegingen van uitkomen

lopen, volgen, doorlopen {ww.}
lopen
volgen
doorlopen {ww.}

ik doorloop
jij doorloopt
hij/zij/het doorloopt

ik loop
jij loopt
hij/zij/het loopt
» meer vervoegingen van lopen

Kan je lopen?
Kan je lopen?
De baby kan lopen.
De baby kan lopen.
weten, begrijpen, verstaan, volgen, vatten, bevatten, snappen, doorhebben {ww.}
weten
begrijpen
verstaan
volgen
vatten
bevatten
snappen
doorhebben {ww.}

ik begrijp
jij begrijpt
hij/zij/het begrijpt

ik weet
jij weet
hij/zij/het weet
» meer vervoegingen van weten

Niemand kan hem begrijpen.
Niemand kan hem begrijpen.
Ze wilde het begrijpen.
Ze wilde het begrijpen.
navolgen, volgen, nastreven, spiegelen {ww.}
navolgen
volgen
nastreven
spiegelen {ww.}

ik streef na
jij streeft na
hij/zij/het streeft na

ik volg na
jij volgt na
hij/zij/het volgt na
» meer vervoegingen van navolgen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik zal volgen.

Ik zal volgen.

We moeten de regels volgen.

We moeten de regels volgen.

We moeten de wet volgen.

We moeten de wet volgen.

Ge moet de wet volgen.

Ge moet de wet volgen.

De dieren volgen hun instinct.

De dieren volgen hun instinct.

We zouden zijn voorbeeld moeten volgen.

We zouden zijn voorbeeld moeten volgen.

Ik zal je volgen tot het einde van de wereld.

Ik zal je volgen tot het einde van de wereld.

Ik kan je niet volgen als je zo snel wandelt.

Ik kan je niet volgen als je zo snel wandelt.

"Nou," zei de verkoopster, en wenkte Dima haar te volgen naar de kassa, "dat is dan 3.000.000,99."

"Nou," zei de verkoopster, en wenkte Dima haar te volgen naar de kassa, "dat is dan 3.000.000,99."