Betekenis van:
geheel

geheel
Zelfstandig naamwoord
  • alle delen zonder uitzondering
"Het geheel is vaak meer dan de som van de delen."
geheel
Bijvoeglijk naamwoord
  • op alle delen zonder uitzondering betrekking hebbend
"Wikimedia is nu in de gehele wereld bekend."
geheel
Bijvoeglijk naamwoord
  • totaal; totaal; geheel; compleet; volledig; helemaal; compleet; compleet; geheel; niet gedeeld
"geheel in het zwart gekleed zijn"
"zich een geheel ander mens voelen"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hij heeft niet geheel ongelijk.
  2. Ik ben het geheel met je eens.
  3. Geheel de uwe
  4. Geheel toevallig ontmoette ik mijn oude vriend in de luchthaven.
  5. Het geheel is meer dan de som der delen.
  6. Ik zal niet geheel sterven
  7. Een deel staat voor het geheel
  8. In Thailand is de opvoeding van de kinderen niet de verantwoordelijkheid van de vader; het is geheel aan de moeder.
  9. Gallië is in zijn geheel verdeeld in drie delen
  10. Geheel Israël
  11. Geheel getal
  12. geheel gesloten;
  13. geheel, gedeeltelijk of zowel geheel als gedeeltelijk.
  14. Geheel, niet schoongemaakt
  15. Verkoop van het geheel