Betekenis van:
in staat

in staat
  • Instaat zijn iets te doen.

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Je staat in de weg.
  2. Wat staat er in brand?
  3. Iedereen in mijn gezin staat vroeg op.
  4. Er staat niets interessants in de krant.
  5. Ik ben in staat Engels te lezen.
  6. De jongen is in staat tot diefstal.
  7. Hij is niet in staat een auto te kopen.
  8. De Eiffeltoren staat in dezelfde stad als het Louvre.
  9. De informatie staat in een bestand op mijn computer.
  10. Wij zijn niet in staat om dat te doen.
  11. Hij zou in staat zijn dat te doen.
  12. Het ongeluk staat vermeld in de krant van vandaag.
  13. In het Stalinistische tijdperk werden gevangenen in concentratiekampen slaven in dienst van de staat.
  14. We zullen binnenkort in staat zijn om jou in de gevangenis te plaatsen.
  15. We zullen binnenkort in staat zijn om jou in de gevangenis te plaatsen.