Betekenis van:
moment

moment
Zelfstandig naamwoord
  • het product van de kracht en de arm
"Het moment uitgeoefend door de zwaartekracht."
moment (het ~ | meervoud momenten)
Zelfstandig naamwoord
  • publieke gebeurtenis
"een groot moment"
"een historisch moment"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

moment (het ~ | meervoud momenten)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaald moment; ogenblik; tijdstip; tijdstip; tijdstip; tijdstip
"op dit/het moment"
"dit is niet het moment (om [hem verwijten te maken])"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

moment
Zelfstandig naamwoord
  • zeer korte tijd
moment
Zelfstandig naamwoord
  • punt in de tijd

Voorbeeldzinnen

  1. Een aardbeving kan elk moment gebeuren.
  2. We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
  3. Op dat moment was ik nog wakker.
  4. Mag ik je een moment storen?
  5. Aardbevingen kunnen zich op elk moment voordoen.
  6. Heb je het druk op het moment?
  7. Ik ben iemand die leeft bij het moment.
  8. Het gebouw is op het moment in aanbouw.
  9. Ik ben op dit moment op de campus.
  10. Op dit moment ben ik een bier aan het drinken.
  11. Ze is op dit moment in het ziekenhuis.
  12. Het grootste probleem van het moment is werkloosheid.
  13. Mijn vader is niet thuis op het moment.
  14. Dit is het beslissende moment. Het is nu of nooit.
  15. We hebben het op het moment erg druk.