Betekenis van:
stop

stop (de ~ | meervoud stops)
Zelfstandig naamwoord
  • beperking
"een stop op [de ruilverkaveling]"

Hyperoniemen

Hyponiemen

stop (de ~ | meervoud stoppen)
Zelfstandig naamwoord
  • voorwerp om een opening af te sluiten
"een stop op [een fles]"

Hyperoniemen

stop
Zelfstandig naamwoord
  • zekering die elektrische stroom begrenst doordat zij smelt
"Door de kortsluiting sloegen alle stoppen door."
stop
Zelfstandig naamwoord
  • halte
"Bij de volgende stop moet ik echt naar de wc."
stop (de ~ | meervoud stoppen)
Zelfstandig naamwoord
  • beveiliging tegen kortsluiting; beveiliging voor te grote spanning
"de stoppen slaan door"
"de stoppen slaan door"

Synoniemen

Hyperoniemen

stop (de ~ | meervoud stoppen)
Zelfstandig naamwoord
  • stopsel in weefsel of breiwerk

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Stop!
  2. Stop met praten en luister.
  3. Stop met me steeds te bekritiseren!
  4. Stop met spreken en luister naar mij.
  5. Operationele stop
  6. stop”-instructie
  7. Stop toediening vanaf het kalven”
  8. Stop toediening vanaf het kalven”
  9. Markerings-, breedte-, achter-, stop- en dagrijlichten
  10. non-stop reisopties in volgorde van vertrektijd;
  11. Scheitrechters, 1000 ml, met geslepen stop.
  12. Scheitrechters, 1000 ml, met geslepen stop.
  13. Reageerbuizen: 160 × 16 mm, met geslepen stop.
  14. Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten
  15. Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten