Betekenis van:
varen

varen
Werkwoord
  • je in een vaartuig voortbewegen
"hij heeft z'n hele leven gevaren"
"[een plan] laten varen"

Hyperoniemen

varen
Werkwoord
  • (van een vaartuig) door het water bewegen
"een boot/schip vaart"
"varen van/naar iets"

Hyperoniemen

varen
Werkwoord
  • zich in een vaartuig voortbewegen
"Zij voeren in hun zeilboot rond de wereld."
varen
Werkwoord
  • (''Vlaanderen, Limburg'') zich voortbewegen
"Hij voer ten hemel."
varen
Werkwoord
  • als zeeman dienst doen

Hyperoniemen

varen
Werkwoord
  • (''Limburg'') autorijden
varen
Werkwoord
  • onwennig voorkomen, niet meevallen
varen (de ~ | meervoud varens)
Zelfstandig naamwoord
  • plant
"varens zijn nog steeds populaire kamerplanten"

Hyperoniemen

Hyponiemen

varen
Zelfstandig naamwoord
  • sporenplant
"De grond in het bos was bedekt met prachtige varens."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het is nodig te varen, niet te leven
  2. in getijdenwateren varen of stilliggen
  3. varen naar en tussen baggerplaatsen;
  4. varen tussen de stortplaats en de haven;
  5. schepen die onder hun vlag varen, en
  6. varen tussen de haven en de baggerplaats;
  7. tijdelijk op binnenwaterwegen varen mits zij voorzien zijn van:
  8. bij een éénmansstuurstelling voor het varen op radar, of
  9. de schepen mogen niet onder een goedkope vlag varen;
  10. EUNAVFOR beveelt sterk aan dat schepen via de IRTC varen.
  11. Derhalve is het logisch „varen tussen de haven en de baggerplaats” en „varen tussen de stortplaats en de haven” naar analogie als zeevervoer te beschouwen.
  12. Adiantum Pedatum Extract is een extract van de bladeren van de varen Adiantum pedatum, Polypodiaceae
  13. voor internationale reizen gebruikte vrachtschepen en passagiersschepen die onder de vlag van een lidstaat varen;
  14. voorziet per geval in de begeleiding van koopvaardijschepen die in de door hem bewaakte zones varen;
  15. Passagiersschepen worden naar gelang van het zeegebied waarin zij varen in de volgende klassen ingedeeld: