Betekenis van:
zorgen

zorgen
Werkwoord
  • zorg dragen
"Zorg dat je er bent vrijdag!"
zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
  • ongerustheid, bezorgdheid
"de zorg staat op haar gezicht te lezen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
  • leunstoel met hoge, brede rug

Synoniemen

Hyperoniemen

zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
  • voorwerp van ongerustheid

Hyperoniemen

Hyponiemen

zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
  • zorgzaam iemand
"De zorg komt morgen langs."

Hyperoniemen

zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
  • het zich zorgen maken over iets; bezorgdheid; ongerustheid
"zich zorgen maken over iets"
"zich zorgen maken over iets"

Synoniemen

Hyperoniemen

zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
  • de moeite en de pogingen die men doet om iets in stand of in goede conditie te houden, of zo goed mogelijk te doen zijn of te maken
"iemand danken voor zijn goede zorgen"
"iets aan iemands zorgen toevertrouwen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
  • verpleging
"eerste zorg"
"in de zorg (werken)"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Maak je geen zorgen.
  2. Maak je geen zorgen.
  3. Later zal ik voor mijn ouders zorgen.
  4. Ze maakt zich zorgen om uw veiligheid.
  5. Ik maak mij zorgen over uw gezondheid.
  6. Maak je geen zorgen over ons.
  7. We moeten voor onze ouders zorgen.
  8. Maak je geen zorgen, ik ga alleen.
  9. Maak u maar geen zorgen over mij.
  10. Je moet zelf voor je hond zorgen.
  11. Ik zal voor de bloemen zorgen.
  12. Ik maak me zorgen over je success.
  13. Ik maak me daar geen zorgen over.
  14. Maak je geen zorgen over het verleden.
  15. Jullie moeten voor jullie zieke moeder zorgen.