Vertaling van wirken

Inhoud:

Duits
Nederlands
wirken, einwirken, erwirken, wirksam sein, Wirkung ausüben {ww.}
uitwerken
uitwerking hebben
werken 
effect sorteren

wir wirken
sie wirken

wij werken uit
zij werken uit
» meer vervoegingen van uitwerken

Wirken, Einwirken {zn.}
inwerking [v]
weben, wirken {ww.}
weven 

wir wirken
sie wirken

wij weven
zij weven
» meer vervoegingen van weven

agieren, handeln, verfahren, vorgehen, wirken, tätig sein, machen, sich verhalten, einwirken {ww.}
doen 
handelen
te werk gaan
optreden 
bezig zijn
ageren

wir wirken
sie wirken

wij doen
zij doen
» meer vervoegingen van doen

Wir müssen speditiv handeln.
We moeten snel handelen.
Was muss ich machen?
Wat moet ik doen?
agieren, handeln, verfahren, vorgehen, wirken, tätig sein, machen, sich verhalten, einwirken {ww.}
doen 
handelen
te werk gaan
bezig zijn
ageren
optreden 

wir wirken
sie wirken

wij doen
zij doen
» meer vervoegingen van doen

Warum muss ich das machen?
Waarom moet ik dat doen?
Sie machen es jede Woche.
Ze doen het elke week.
agieren, handeln, verfahren, vorgehen, wirken, tätig sein, machen, sich verhalten, einwirken {ww.}
doen 
handelen
te werk gaan
bezig zijn
ageren
optreden 
tussenkomen

wir wirken
sie wirken

wij doen
zij doen
» meer vervoegingen van doen

Was werden Sie heute Abend machen?
Wat ga je vanavond doen?
Aktion [v] (die ~), Handeln, Tun, Wirken, Vorgehen [o] (das ~), Handlung [v] (die ~) {zn.}
toedoen
optreden 
werking  [v]
handeling [v]
gedoe [o]
actie  [v]