Vertaling van lot

Inhoud:

Engels
Nederlands
lot {zn.}
hoeveelheid  [v]
groot aantal
lot {zn.}
kermis
kermisterrein
lot {zn.}
perceel [o] (het ~)
kavel [m] (de ~)
to administer, to allot, to deal, to deal out, to dish out, to dispense, to distribute, to dole out, to lot, to mete out, to parcel out, to shell out {ww.}
uitdelen

I lot
you lot
we lot

ik deel uit
jij deelt uit
wij delen uit
» meer vervoegingen van uitdelen

I'll deal out three to each.
Ik zal er aan elk drie uitdelen.
to administer, to allot, to deal, to deal out, to dish out, to dispense, to distribute, to dole out, to lot, to mete out, to parcel out, to shell out {ww.}
verkavelen

I lot
you lot
we lot

ik verkavel
jij verkavelt
wij verkavelen
» meer vervoegingen van verkavelen

bunch, caboodle, lot {zn.}
kaveling
koop
kavel [m] (de ~)
band, circle, lot, set {zn.}
kring [m] (de ~)
bunch, caboodle, lot {zn.}
stuk [o] (het ~)
end
eind [o] (het ~)
She parked her car in a vacant lot.
Ze parkeerde haar auto op een onbebouwd stuk grond.
The earth is a lot larger than the moon.
De aarde is een stuk groter dan de maan.
band, circle, lot, set {zn.}
harmonie [m] (de ~)
batch, deal, flock, good deal, great deal, hatful, heap, lot, mass, mess, mickle, mint, mountain, muckle, passel, peck, pile, plenty, pot, quite a little, raft, sight, slew, spate, stack, tidy sum, wad {zn.}
kluit
bups [m] (de ~)
circumstances, destiny, fate, fortune, lot, luck, portion {zn.}
toedracht [m] (de ~)
batch, deal, flock, good deal, great deal, hatful, heap, lot, mass, mess, mickle, mint, mountain, muckle, passel, peck, pile, plenty, pot, quite a little, raft, sight, slew, spate, stack, tidy sum, wad {zn.}
hoop [m] (de ~)
bende [m] (de ~)
berg [m] (de ~)
kwak
lading [v] (de ~)
massa [m] (de ~)
schep
stelletje
stoot [m] (de ~)
troep
veelheid [v] (de ~)
vracht
zooi [m] (de ~)
zwik [m] (de ~)
pak [o] (het ~)
smak [m] (de ~)
bom
bulk [m] (de ~)
sjees [m] (de ~)
boel [m] (de ~)


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Thanks a lot!

Heel hartelijk bedankt.

She smokes a lot.

Zij rookt veel.

She talked a lot.

Zij sprak veel.

I slept a lot.

Ik heb veel geslapen.

Meg talks a lot.

Meg praat veel.

It helped me a lot.

Het heeft me veel geholpen.

I usually eat a lot.

Normaal gesproken eet ik veel.

I want a lot more.

Ik wil veel meer.

I worked a lot today.

Ik heb vandaag veel gewerkt.

You have changed a lot.

Je bent erg veranderd.

We miss you a lot.

We missen je heel erg.

You've got a lot of guts.

Je hebt lef.

She has a lot of money.

Zij heeft veel geld.

He really likes traveling a lot.

Hij houdt echt veel van reizen.

I have a lot of dreams.

Ik heb veel dromen.