Vertaling van repel

Inhoud:

Engels

Nederlands

to repel, to repulse, to spurn {ww.}

wegstoten
wegduwen
wegdringen
verduwen
verdringen
afstoten

I repel
you repel
we repel

ik stoot weg
jij stoot weg
wij stoten weg
» meer vervoegingen van wegstoten

to repel, to alienate {ww.}

afstoten

I repel
you repel
we repel

ik stoot af
jij stoot af
wij stoten af
» meer vervoegingen van afstoten

to repel, to repulse {ww.}

tegensteken
tegenstaan

I repel
you repel
we repel

ik steek tegen
jij steekt tegen
wij steken tegen
» meer vervoegingen van tegensteken

to chase away, to drive away, to expel, to repel {ww.}

wegjagen
wegdrijven
verdrijven
verjagen
uitdrijven

I repel
you repel
we repel

ik jaag weg
jij jaagt weg
wij jagen weg
» meer vervoegingen van wegjagen

to drive back, to fight off, to rebuff, to repel, to repulse {ww.}

terugrijden

I repel
you repel
we repel

ik rijd terug
jij rijdt terug
wij rijden terug
» meer vervoegingen van terugrijden

to disgust, to gross out, to repel, to revolt {ww.}

vervreemden
afstoten

I repel
you repel
we repel

ik vervreemd
jij vervreemdt
wij vervreemden
» meer vervoegingen van vervreemden

to beat back, to drive, to force back, to push back, to repel, to repulse {ww.}

terugslaan

I repel
you repel
we repel

ik sla terug
jij slaat terug
wij slaan terug
» meer vervoegingen van terugslaan

to beat back, to drive, to force back, to push back, to repel, to repulse {ww.}

achteruitschuiven

I repel
you repel
we repel

ik schuif achteruit
jij schuift achteruit
wij schuiven achteruit
» meer vervoegingen van achteruitschuiven