Vertaling van shook

Inhoud:

Engels
Nederlands
to jerk, to jolt, to shake {ww.}
schokken

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schokte
jij schokte
hij/zij/het schokte
» meer vervoegingen van schokken

to shake, to rock, to unsettle {ww.}
verwrikken
doen wankelen
verwikken
doen schudden

I shook
you shook
he/she/it shook

ik verwrikte
jij verwrikte
hij/zij/het verwrikte
» meer vervoegingen van verwrikken

to shake {ww.}
hobbelen
horten
schudden 
stoten

I shook
you shook
he/she/it shook

ik hobbelde
jij hobbelde
hij/zij/het hobbelde
» meer vervoegingen van hobbelen

to shake, to shock, to agitate, to rock {ww.}
schokken
schudden 
opschudden
wrikken

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schokte
jij schokte
hij/zij/het schokte
» meer vervoegingen van schokken

to rock, to shake, to sway {ww.}
slingeren

I shook
you shook
he/she/it shook

ik slingerde
jij slingerde
hij/zij/het slingerde
» meer vervoegingen van slingeren

to agitate, to shake {ww.}
afschudden

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schudde af
jij schudde af
hij/zij/het schudde af
» meer vervoegingen van afschudden

to rock, to shake, to sway {ww.}
omgooien

I shook
you shook
he/she/it shook

ik gooide om
jij gooide om
hij/zij/het gooide om
» meer vervoegingen van omgooien

to agitate, to shake {ww.}
hutselen
husselen
hutsen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik hutselde
jij hutselde
hij/zij/het hutselde
» meer vervoegingen van hutselen

to didder, to shake {ww.}
drillen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik drilde
jij drilde
hij/zij/het drilde
» meer vervoegingen van drillen

to shake {ww.}
uitschudden

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schudde uit
jij schudde uit
hij/zij/het schudde uit
» meer vervoegingen van uitschudden

to rock, to shake, to sway {ww.}
voortrazen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik raasde voort
jij raasde voort
hij/zij/het raasde voort
» meer vervoegingen van voortrazen

to rock, to shake, to sway {ww.}
zwieren

I shook
you shook
he/she/it shook

ik zwierde
jij zwierde
hij/zij/het zwierde
» meer vervoegingen van zwieren

to excite, to shake, to shake up, to stimulate, to stir {ww.}
sidderen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik sidderde
jij sidderde
hij/zij/het sidderde
» meer vervoegingen van sidderen

to didder, to shake {ww.}
schokken
stoten

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schokte
jij schokte
hij/zij/het schokte
» meer vervoegingen van schokken

to agitate, to shake {ww.}
schudden
rammelen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schudde
jij schudde
hij/zij/het schudde
» meer vervoegingen van schudden

Let's shake hands.
Laten we handen schudden.
You can't shake someone's hand with a clenched fist.
Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.
to rock, to shake, to sway {ww.}
rocken

I shook
you shook
he/she/it shook

ik rockte
jij rockte
hij/zij/het rockte
» meer vervoegingen van rocken

to didder, to shake {ww.}
opschudden

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schudde op
jij schudde op
hij/zij/het schudde op
» meer vervoegingen van opschudden

to agitate, to shake {ww.}
schudden

I shook
you shook
he/she/it shook

ik schudde
jij schudde
hij/zij/het schudde
» meer vervoegingen van schudden

to judder, to shake {ww.}
doorschudden
omschudden

I shook
you shook
he/she/it shook

ik doorschudde
jij doorschudde
hij/zij/het doorschudde
» meer vervoegingen van doorschudden

to rock, to shake, to sway {ww.}
deinen
golven
unduleren

I shook
you shook
he/she/it shook

ik deinde
jij deinde
hij/zij/het deinde
» meer vervoegingen van deinen

to rock, to shake, to sway {ww.}
voortrazen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik raasde voort
jij raasde voort
hij/zij/het raasde voort
» meer vervoegingen van voortrazen

to didder, to shake {ww.}
trillen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik trilde
jij trilde
hij/zij/het trilde
» meer vervoegingen van trillen

to didder, to shake {ww.}
lillen

I shook
you shook
he/she/it shook

ik lilde
jij lilde
hij/zij/het lilde
» meer vervoegingen van lillen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He shook his head.

Hij schudde met zijn hoofd.

He shook hands with the famous singer.

Hij schudde de hand van de beroemde zanger.

He went up to her and they shook hands.

Hij ging naar haar toe en ze schudden elkaar de hand.


Gerelateerd aan shook

jerk - jolt - shake - rock - unsettle - shock - agitate - sway - didder - excite - shake up - stimulate - stir - juddermove - remove - agitate - move around - stir - didder - empty - brandish - displace - dance - arouse - roar