Vertaling van switch on

Inhoud:

Engels
Nederlands
to switch on, to turn on {ww.}
inschakelen
schakelen
aandraaien 
aansteken 
aandoen
to put on, to start, to turn on, to activate, to switch on, to actuate {ww.}
aanzetten tot
activeren 
aanzetten
to put on, to start, to switch on, to turn on, to activate, to enable {ww.}
aanzetten
op gang brengen
aan de praat krijgen
to interchange, to swap, to change, to exchange, to share, to switch, to trade {ww.}
ruilen 
inruilen
wisselen 
inwisselen
uitwisselen
verruilen

I switch
you switch
we switch

ik ruil
jij ruilt
wij ruilen
» meer vervoegingen van ruilen

to commute, to switch, to shunt, to commutate {ww.}
omleggen
omschakelen
overschakelen

I switch
you switch
we switch

ik leg om
jij legt om
wij leggen om
» meer vervoegingen van omleggen

to switch on, to turn on {ww.}
aanzetten
inschakelen
to switch on, to turn on {ww.}
aandraaien
to switch on, to turn on {ww.}
aandoen
to switch on, to turn on {ww.}
aanknippen
to exchange, to switch, to switch over {ww.}
ruilen

I switch
you switch
we switch

ik ruil
jij ruilt
wij ruilen
» meer vervoegingen van ruilen

to swap, to switch, to swop, to trade {ww.}
uitwisselen

I switch
you switch
we switch

ik wissel uit
jij wisselt uit
wij wisselen uit
» meer vervoegingen van uitwisselen

to exchange, to switch, to switch over {ww.}
omwisselen
switchen

I switch
you switch
we switch

ik wissel om
jij wisselt om
wij wisselen om
» meer vervoegingen van omwisselen

to exchange, to switch, to switch over {ww.}
overschakelen

I switch
you switch
we switch

ik schakel over
jij schakelt over
wij schakelen over
» meer vervoegingen van overschakelen

to flip, to switch, to throw {ww.}
omzetten
overgooien

I switch
you switch
we switch

ik omzet
jij omzet
wij omzetten
» meer vervoegingen van omzetten

to change over, to shift, to switch {ww.}
omschakelen
switchen

I switch
you switch
we switch

ik schakel om
jij schakelt om
wij schakelen om
» meer vervoegingen van omschakelen

to change, to shift, to switch {ww.}
overstap
to change, to shift, to switch {ww.}
wisseling
verwisseling [v] (de ~)

I switch



Gerelateerd aan switch on

turn on - put on - start - activate - actuate - enable - interchange - swap - change - exchange - share - switch - trade - commute - shuntswitch on - affect - work - apply - change - alter - change over - displace - move around - adapt oneself - shift