Vertaling van het

Inhoud:

Nederlands
Engels
de, het, 't {lidw.}
the 
't, het {pers. vnw.}
it 
 {ww.}
to mourn
aansporen, aandrijven, aanmanen, aanporren, instigeren, manen, pramen, drijven, zetten, aanzetten, , aanjagen {ww.}
to urge on
to press
to urge
to exhort
 {ww.}
to go
to last
to live
to live on
to survive
to endure
to hold out
to hold up
belasteren, bekladden, bezwadderen, lasteren, schandaliseren, zwartmaken,  {ww.}
to libel


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Het giet.

It's pouring down.

Het regent.

It is raining.

Het hagelt.

It's hailing.

Het sneeuwt.

It snows.

Het sneeuwt.

Snow is falling.

Het sneeuwt.

It is snowing.

Het regent.

It's raining.

Het regende.

It rained.

Het maakt al het verschil.

It makes all the difference.

Zeg het in het Engels.

Say it in English.

Het regent dat het giet.

It's raining cats and dogs.

Het is het nieuwste snufje.

It's all the rage.

Hoe ver is het van het vliegveld naar het hotel?

How far is it from the airport to the hotel?

"Gaat het?" "Wat...? Ja, het is niets."

"You OK?" "Wha-... Yes, it's nothing."

Wie het laatst lacht, lacht het best.

He laughs best who laughs last.


Gerelateerd aan het

de - 't - - aansporen - aandrijven - aanmanen - aanporren - instigeren - manen - pramen - drijven - zetten - aanzetten - aanjagen - belasterenbewenen - bewerken - beproeven - bestaan - beschuldigen