Vertaling van beroep

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
beroep [o], vak, handwerk, ambacht [o] {zn.}
beroep [o]
vak
handwerk
ambacht [o] {zn.}
Hij is tandarts van beroep.
Hij is tandarts van beroep.
Mijn broer heeft geen beroep nu.
Mijn broer heeft geen beroep nu.
appel, beroep [o], appèl, regres {zn.}
appel
beroep [o]
appèl
regres {zn.}
Ik eet een appel.
Ik eet een appel.
Hij schetst een appel.
Hij schetst een appel.
bedrijf [o], beroep [o], professie, broodwinning [v] {zn.}
bedrijf [o]
beroep [o]
professie
broodwinning [v] {zn.}
Weet jij wat Toms beroep is?
Weet jij wat Toms beroep is?
De machine is buiten bedrijf.
De machine is buiten bedrijf.
beroep [o] (het ~), vak [o] (het ~), professie, stiel [m] (de ~), métier {zn.}
beroep [o] (het ~)
vak [o] (het ~)
professie
stiel [m] (de ~)
métier {zn.}
Beroep op rijkdom
Beroep op rijkdom
Beroep op de man
Beroep op de man
beroep [m] (de ~), roeping [v] (de ~), beroeping {zn.}
beroep [m] (de ~)
roeping [v] (de ~)
beroeping {zn.}
appel, beroep [o] (het ~) {zn.}
appel
beroep [o] (het ~) {zn.}
Zij eet een appel.
Zij eet een appel.
Ik heb de appel opgegeten.
Ik heb de appel opgegeten.
appel, beroep [o] (het ~) {zn.}
appel
beroep [o] (het ~) {zn.}
Dit is ook een appel.
Dit is ook een appel.
beroepen {ww.}
beroepen {ww.}

ik beroep
jij beroept
hij/zij/het beroept

ik beroep
jij beroept
hij/zij/het beroept
» meer vervoegingen van beroepen

beroepen {ww.}
beroepen {ww.}

ik beroep
jij beroept
hij/zij/het beroept

ik beroep
jij beroept
hij/zij/het beroept
» meer vervoegingen van beroepen

beroepen {ww.}
beroepen {ww.}

ik beroep
jij beroept
hij/zij/het beroept

ik beroep
jij beroept
hij/zij/het beroept
» meer vervoegingen van beroepen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Hij is tandarts van beroep.

Hij is tandarts van beroep.

Mijn broer heeft geen beroep nu.

Mijn broer heeft geen beroep nu.

Weet jij wat Toms beroep is?

Weet jij wat Toms beroep is?

Beroep op rijkdom

Beroep op rijkdom

Beroep op de man

Beroep op de man

De beklaagde ging zonder aarzelen in beroep tegen de uitspraak.

De beklaagde ging zonder aarzelen in beroep tegen de uitspraak.

Beroep op armoede, beroep op (de Nieuwtestamentische armoedzaaier) Lazarus

Beroep op armoede, beroep op (de Nieuwtestamentische armoedzaaier) Lazarus

Beroep op het volk, beroep op de massa

Beroep op het volk, beroep op de massa

Argument uit eerbied, beroep op autoriteit

Argument uit eerbied, beroep op autoriteit

Argument met de knuppel, beroep op de stok

Argument met de knuppel, beroep op de stok