Vertaling van brouwen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
brouwen {ww.}
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
» meer vervoegingen van brouwen
brouwen {ww.}
brouwen {ww.}
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
» meer vervoegingen van brouwen
bierbrouwen, brouwen {ww.}
bierbrouwen
brouwen {ww.}
brouwen {ww.}
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
» meer vervoegingen van brouwen
brouwen {ww.}
brouwen {ww.}
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
» meer vervoegingen van brouwen
zinnen, uitbroeden, beramen, peinzen, brouwen {ww.}
zinnen
uitbroeden
beramen
peinzen
brouwen {ww.}
uitbroeden
beramen
peinzen
brouwen {ww.}
ik beraam
jij beraamt
hij/zij/het beraamt
ik zin
jij zint
hij/zij/het zint
» meer vervoegingen van zinnen
We willen volledige zinnen.
We willen volledige zinnen.
Ik moet de zinnen vertalen.
Ik moet de zinnen vertalen.
koken, bereiden, klaarmaken, toebereiden, brouwen {zn.}
koken
bereiden
klaarmaken
toebereiden
brouwen {zn.}
bereiden
klaarmaken
toebereiden
brouwen {zn.}
Bob kan koken.
Bob kan koken.
Hij wil leren koken.
Hij wil leren koken.