Vertaling van dagen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
dagen, krieken {ww.}
dagen
krieken {ww.}

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt
» meer vervoegingen van dagen

Het regende gedurende vijf dagen.
Het regende gedurende vijf dagen.
Het regende gedurende vier dagen.
Het regende gedurende vier dagen.
dagen, dagvaarden {ww.}
dagen
dagvaarden {ww.}

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt
» meer vervoegingen van dagen

Hij stierf 3 dagen daarna.
Hij stierf 3 dagen daarna.
Wij kijken alle dagen TV.
Wij kijken alle dagen TV.
dagen, lichten {ww.}
dagen
lichten {ww.}

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt
» meer vervoegingen van dagen

Plots gingen de lichten uit.
Plots gingen de lichten uit.
dagen, indagen, dagvaarden {ww.}
dagen
indagen
dagvaarden {ww.}

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt

ik daag
jij daagt
hij/zij/het daagt
» meer vervoegingen van dagen

De regen duurde vijf dagen.
De regen duurde vijf dagen.
dag (mv. dagen), goedendag, goeiendag
dag (mv. dagen)
goedendag
goeiendag
dag (mv. dagen), tot ziens, tot weerziens, doei, tot kijk {tw}
dag (mv. dagen)
tot ziens
tot weerziens
doei
tot kijk {tw}
dag (mv. dagen), gegroet, hallo, hoi {tw}
dag (mv. dagen)
gegroet
hallo
hoi {tw}
dag (mv. dagen) [m] {bn.}
dag (mv. dagen) [m] {bn.}
komen, dagen, aankondigen, aanbreken {ww.}
komen
dagen
aankondigen
aanbreken {ww.}

ik breek aan
jij breekt aan
hij/zij/het breekt aan

ik kom
jij komt
hij/zij/het komt
» meer vervoegingen van komen

Het bleef drie dagen regenen.
Het bleef drie dagen regenen.
dag [m] (de ~) {zn.}
dag [m] (de ~) {zn.}
Goede dag. Tot ziens.
Goede dag. Tot ziens.
Wat een mooie dag!
Wat een mooie dag!
dag [m] (de ~), d, etmaal [o] (het ~) {zn.}
dag [m] (de ~)
d
etmaal [o] (het ~) {zn.}
Wandel elke dag.
Wandel elke dag.
Wat een warme dag!
Wat een warme dag!


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Het regende gedurende vijf dagen.

Het regende gedurende vijf dagen.

Het regende gedurende vier dagen.

Het regende gedurende vier dagen.

Hij stierf 3 dagen daarna.

Hij stierf 3 dagen daarna.

Wij kijken alle dagen TV.

Wij kijken alle dagen TV.

De regen duurde vijf dagen.

De regen duurde vijf dagen.

Het bleef drie dagen regenen.

Het bleef drie dagen regenen.

Lucy heeft me drie dagen geleden bezocht.

Lucy heeft me drie dagen geleden bezocht.

Ze verbleef er voor een paar dagen.

Ze verbleef er voor een paar dagen.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Ik bezoek hem om de twee dagen.

Ik bezoek hem om de twee dagen.

Dat is drie dagen geleden gebeurd.

Dat is drie dagen geleden gebeurd.

We zijn waarschijnlijk een paar dagen weg.

We zijn waarschijnlijk een paar dagen weg.

Ik heb sinds dagen niet gegeten.

Ik heb sinds dagen niet gegeten.

Mijn ouders telefoneren mij alle dagen.

Mijn ouders telefoneren mij alle dagen.

Uit hoeveel dagen bestaat een schrikkeljaar?

Uit hoeveel dagen bestaat een schrikkeljaar?


Gerelateerd aan dagen

krieken - dagvaarden - lichten - indagen - dag - goedendag - goeiendag - tot ziens - tot weerziens - doei - tot kijk - gegroet - hallo - hoi - komenaanbreken - oproepen - aanvangen - tijdeenheid