Vertaling van groeperen
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
» meer vervoegingen van groeperen
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
» meer vervoegingen van groeperen
ophopen
groeperen {ww.}
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
ik verzamel
jij verzamelt
hij/zij/het verzamelt
» meer vervoegingen van verzamelen
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
» meer vervoegingen van groeperen
groeperen {ww.}
ik groepeer
jij groepeert
hij/zij/het groepeert
ik deel in
jij deelt in
hij/zij/het deelt in
» meer vervoegingen van indelen
scharen
aaneensluiten
groeperen {ww.}
ik sluit aaneen
jij sluit aaneen
hij/zij/het sluit aaneen
ik verenig
jij verenigt
hij/zij/het verenigt
» meer vervoegingen van verenigen