Vertaling van joekel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
joekel {zn.}
joekel {zn.}
hond [m] (de ~), joekel {zn.}
hond [m] (de ~)
joekel {zn.}
Hij heeft een hond.
Hij heeft een hond.
De hond is wit.
De hond is wit.
baas, lel [m] (de ~), slagschip, reus, kokkerd, knots [m] (de ~), knoert [m] (de ~), knoeper [m] (de ~), knaap [m] (de ~), joekel [m] (de ~), kanjer [m] (de ~) {zn.}
baas
lel [m] (de ~)
slagschip
reus
kokkerd
knots [m] (de ~)
knoert [m] (de ~)
knoeper [m] (de ~)
knaap [m] (de ~)
joekel [m] (de ~)
kanjer [m] (de ~) {zn.}
Waar is de baas?
Waar is de baas?
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.


Gerelateerd aan joekel

hond - baas - lel - slagschip - reus - kokkerd - knots - knoert - knoeper - knaap - kanjerhuisdier - zoogdier - vleeseter - exemplaar - hondekop - hondevlees