Vertaling van knots

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
knots [m] (de ~) {zn.}
knots [m] (de ~) {zn.}
knoert, knots, kanjer {zn.}
knoert
knots
kanjer {zn.}
wapenstok, knots {zn.}
wapenstok
knots {zn.}
knots {zn.}
knots {zn.}
baas, lel [m] (de ~), slagschip, reus, kokkerd, knots [m] (de ~), knoert [m] (de ~), knoeper [m] (de ~), knaap [m] (de ~), joekel [m] (de ~), kanjer [m] (de ~) {zn.}
baas
lel [m] (de ~)
slagschip
reus
kokkerd
knots [m] (de ~)
knoert [m] (de ~)
knoeper [m] (de ~)
knaap [m] (de ~)
joekel [m] (de ~)
kanjer [m] (de ~) {zn.}
Waar is de baas?
Waar is de baas?
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
stapelgek, knetter, knettergek, knots, knotsgek, stapel, stapelzot {bn.}
stapelgek
knetter
knettergek
knots
knotsgek
stapel
stapelzot {bn.}


Gerelateerd aan knots

synoniemen

knoert - kanjer - wapenstok - baas - lel - slagschip - reus - kokkerd - knoeper - knaap - joekel - stapelgek - knetter - knettergek - knotsgek

verwante termen

stok - vissersboot - exemplaar - abnormaal