Vertaling van lel
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
lob, lel {zn.}
lob
lel {zn.}
lel {zn.}
lel {zn.}
lel {zn.}
baas, lel , slagschip, reus, kokkerd, knots , knoert , knoeper , knaap , joekel , kanjer {zn.}
baas
lel
slagschip
reus
kokkerd
knots
knoert
knoeper
knaap
joekel
kanjer {zn.}
lel
slagschip
reus
kokkerd
knots
knoert
knoeper
knaap
joekel
kanjer {zn.}
Waar is de baas?
Waar is de baas?
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
pil , poeier, lel {zn.}
pil
poeier
lel {zn.}
poeier
lel {zn.}
Wist je dat mannen die regelmatig de pil slikken niet zwanger raken?
Wist je dat mannen die regelmatig de pil slikken niet zwanger raken?
opstopper , optater , aai, opsodemieter, poeier , loeier , kleun, watjekouw , dreun, hijs, doodklap, beuk, baffer, peut, lel , peuter, opdoffer , ram, opdonder , hengst , oplazer, opduvel , oplawaai {zn.}
opstopper
optater
aai
opsodemieter
poeier
loeier
kleun
watjekouw
dreun
hijs
doodklap
beuk
baffer
peut
lel
peuter
opdoffer
ram
opdonder
hengst
oplazer
opduvel
oplawaai {zn.}
optater
aai
opsodemieter
poeier
loeier
kleun
watjekouw
dreun
hijs
doodklap
beuk
baffer
peut
lel
peuter
opdoffer
ram
opdonder
hengst
oplazer
opduvel
oplawaai {zn.}
lellen, poeieren {ww.}
lellen
poeieren {ww.}
poeieren {ww.}
ik lel
jij lelt
hij/zij/het lelt
ik lel
jij lelt
hij/zij/het lelt
» meer vervoegingen van lellen