Vertaling van kanjer

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
grote, kanjer, aanzienlijk persoon [m] {zn.}
grote
kanjer
aanzienlijk persoon [m] {zn.}
Wat een grote hond!
Wat een grote hond!
Mary heeft grote ogen.
Mary heeft grote ogen.
knoert, knots, kanjer {zn.}
knoert
knots
kanjer {zn.}
baas, lel [m] (de ~), slagschip, reus, kokkerd, knots [m] (de ~), knoert [m] (de ~), knoeper [m] (de ~), knaap [m] (de ~), joekel [m] (de ~), kanjer [m] (de ~) {zn.}
baas
lel [m] (de ~)
slagschip
reus
kokkerd
knots [m] (de ~)
knoert [m] (de ~)
knoeper [m] (de ~)
knaap [m] (de ~)
joekel [m] (de ~)
kanjer [m] (de ~) {zn.}
Waar is de baas?
Waar is de baas?
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
stuk [m] (het ~), stoot [v] (de ~), spetter [m] (de ~), knapperd, kanjer, brok {zn.}
stuk [m] (het ~)
stoot [v] (de ~)
spetter [m] (de ~)
knapperd
kanjer
brok {zn.}
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Mijn radio is alweer stuk.
Mijn radio is alweer stuk.
expert [m] (de ~), topper [m] (de ~), kraan [m] (de ~), crack [m] (de ~), kei [m] (de ~), raspaardje [m] (het ~), kanjer [m] (de ~), grootmeester [m] (de ~), duivelskunstenaar [m] (de ~), aas, uitblinker [m] (de ~) {zn.}
expert [m] (de ~)
topper [m] (de ~)
kraan [m] (de ~)
crack [m] (de ~)
kei [m] (de ~)
raspaardje [m] (het ~)
kanjer [m] (de ~)
grootmeester [m] (de ~)
duivelskunstenaar [m] (de ~)
aas
uitblinker [m] (de ~) {zn.}
De nieuwe film was een topper.
De nieuwe film was een topper.
Ik heb een lekkende kraan.
Ik heb een lekkende kraan.


Gerelateerd aan kanjer

grote - aanzienlijk persoon - knoert - knots - baas - lel - slagschip - reus - kokkerd - knoeper - knaap - joekel - stuk - stoot - spetterexemplaar - persoon