Vertaling van kachel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kachel [v] {zn.}
kachel [v] {zn.}
Tom verbrandt zowel hout als kolen in zijn kachel.
Tom verbrandt zowel hout als kolen in zijn kachel.
oven [m], kachel [v] {zn.}
oven [m]
kachel [v] {zn.}
Het brood zit in de oven.
Het brood zit in de oven.
Hoelang moeten we het in de oven laten?
Hoelang moeten we het in de oven laten?
verwarming [v], kachel [v] {zn.}
verwarming [v]
kachel [v] {zn.}
De verwarming werkt niet.
De verwarming werkt niet.
Valt in de stal de verwarming uit, dan komt de melk in blokjes eruit.
Valt in de stal de verwarming uit, dan komt de melk in blokjes eruit.
kachel [m] (de ~), kacheltje, haard [m] (de ~) {zn.}
kachel [m] (de ~)
kacheltje
haard [m] (de ~) {zn.}
afgeschoten, beschonken, kachel, keil, meloet, sikker, teut, dronken, zat, bezopen, onbekwaam {bn.}
afgeschoten
beschonken
kachel
keil
meloet
sikker
teut
dronken
zat
bezopen
onbekwaam {bn.}


Gerelateerd aan kachel

oven - verwarming - kacheltje - haard - afgeschoten - beschonken - keil - meloet - sikker - teut - dronken - zat - bezopen - onbekwaamverwarmingstoestel