Vertaling van kijk

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kijk, blik [m], aanblik [m] {zn.}
kijk
blik [m]
aanblik [m] {zn.}
Kijk uit!
Kijk uit!
Kijk eens naar dit.
Kijk eens naar dit.
hier, hierzo, kijk, ziedaar, ziezo, alsjeblieft, alstublieft {bw.}
hier
hierzo
kijk
ziedaar
ziezo
alsjeblieft
alstublieft {bw.}
kijk [m] (de ~), blik [m] (de ~), zienswijze [m] (de ~), zienswijs, beschouwing [v] (de ~), visie [v] (de ~) {zn.}
kijk [m] (de ~)
blik [m] (de ~)
zienswijze [m] (de ~)
zienswijs
beschouwing [v] (de ~)
visie [v] (de ~) {zn.}
Ik kijk tv.
Ik kijk tv.
Kijk niet terug.
Kijk niet terug.
kijken, bekijken, kijken naar, blikken, toezien, toekijken, schouwen {ww.}
kijken
bekijken
kijken naar
blikken
toezien
toekijken
schouwen {ww.}

ik bekijk
jij bekijkt
hij/zij/het bekijkt

ik kijk
jij kijkt
hij/zij/het kijkt
» meer vervoegingen van kijken

Hé, jij kunt tikken zonder te kijken naar het toetsenbord. Cool zeg!
Hé, jij kunt tikken zonder te kijken naar het toetsenbord. Cool zeg!
Laten we TV kijken.
Laten we TV kijken.
kijken, gluren {ww.}
kijken
gluren {ww.}

ik gluur
jij gluurt
hij/zij/het gluurt

ik kijk
jij kijkt
hij/zij/het kijkt
» meer vervoegingen van kijken

Ik zou graag tv kijken.
Ik zou graag tv kijken.
Wij kijken alle dagen TV.
Wij kijken alle dagen TV.
kijken, blikken, loeken {ww.}
kijken
blikken
loeken {ww.}

ik blik
jij blikt
hij/zij/het blikt

ik kijk
jij kijkt
hij/zij/het kijkt
» meer vervoegingen van kijken

Ik ga een horrorfilm kijken.
Ik ga een horrorfilm kijken.
Wil je echt een Franse film kijken?
Wil je echt een Franse film kijken?
kijken, bekijken, beschouwen, bezien {ww.}
kijken
bekijken
beschouwen
bezien {ww.}

ik bekijk
jij bekijkt
hij/zij/het bekijkt

ik kijk
jij kijkt
hij/zij/het kijkt
» meer vervoegingen van kijken

zien, ogen, kijken, tonen, eruitzien {ww.}
zien
ogen
kijken
tonen
eruitzien {ww.}

ik zie eruit
jij ziet eruit
hij/zij/het ziet eruit

ik zie
jij ziet
hij/zij/het ziet
» meer vervoegingen van zien

Ik kan het in je ogen zien.
Ik kan het in je ogen zien.
Met deze ogen zal ik bergen zien branden.
Met deze ogen zal ik bergen zien branden.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Kijk uit!

Kijk uit!

Kijk eens naar dit.

Kijk eens naar dit.

Ik kijk tv.

Ik kijk tv.

Kijk niet terug.

Kijk niet terug.

Ik kijk geen TV.

Ik kijk geen TV.

Kijk naar hem.

Kijk naar hem.

Kijk me aan.

Kijk me aan.

Waarnaar kijk je?

Waarnaar kijk je?

Kijk naar dat gebouw.

Kijk naar dat gebouw.

Kijk naar die grote hond.

Kijk naar die grote hond.

Hé, kijk, een driekoppige aap!

Hé, kijk, een driekoppige aap!

Kijk niet zo naar me.

Kijk niet zo naar me.

Kijk uit!

Kijk uit!

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

Kijk naar de landkaart op pagina 25.

Kijk naar de landkaart op pagina 25.


Gerelateerd aan kijk

blik - aanblik - hier - hierzo - ziedaar - ziezo - alsjeblieft - alstublieft - zienswijze - zienswijs - beschouwing - visie - kijken - bekijken - kijken naarmening - zien - blikken - zijn