Vertaling van kosten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kosten {ww.}
kosten {ww.}

hij/zij/het kost
zij kosten

hij/zij/het kost
zij kosten
» meer vervoegingen van kosten

Hij berekende de kosten.
Hij berekende de kosten.
Dat zal € 30,- kosten.
Dat zal € 30,- kosten.
kosten {ww.}
kosten {ww.}

hij/zij/het kost
zij kosten

hij/zij/het kost
zij kosten
» meer vervoegingen van kosten

De sigaren kosten twee mark.
De sigaren kosten twee mark.
Het zal meer dan duizend yen kosten.
Het zal meer dan duizend yen kosten.
kosten, onkosten {zn.}
kosten
onkosten {zn.}
Volgens de laagste schatting zal dat dertigduizend jen kosten.
Volgens de laagste schatting zal dat dertigduizend jen kosten.
kosten, vereisen, eisen, vergen, gebieden {ww.}
kosten
vereisen
eisen
vergen
gebieden {ww.}

ik eis
jij eist
hij/zij/het eist

ik vereis
jij vereist
hij/zij/het vereist
» meer vervoegingen van vereisen

Industriële landen vereisen veel behendige arbeid.
Industriële landen vereisen veel behendige arbeid.
kost (mv. kosten), voedsel, voer, voedingsmiddel, voeder, voeding [v] {zn.}
kost (mv. kosten)
voedsel
voer
voedingsmiddel
voeder
voeding [v] {zn.}
Hoeveel kost een kamer?
Hoeveel kost een kamer?
Geld lenen kost geld!
Geld lenen kost geld!
zijn, worden, komen, maken, kosten, belopen, bedragen {ww.}
zijn
worden
komen
maken
kosten
belopen
bedragen {ww.}

hij/zij/het bedraagt
zij bedragen
ik beloop

hij/zij/het is
zij zijn
ik ben
» meer vervoegingen van zijn

Ik kan even niet op zijn naam komen.
Ik kan even niet op zijn naam komen.
Er is geen excuus voor zijn te laat komen.
Er is geen excuus voor zijn te laat komen.
kost [m] (de ~), kosten {zn.}
kost [m] (de ~)
kosten {zn.}
Hoeveel kost deze radio?
Hoeveel kost deze radio?
Hoeveel kost het?
Hoeveel kost het?
eten [o] (het ~), kost (mv. kosten) [m] (de ~), voedsel [o] (het ~), spijs [m] (de ~), voeding [v] (de ~), vreten [o] (het ~), etenswaar [m] (de ~), eetwaar {zn.}
eten [o] (het ~)
kost (mv. kosten) [m] (de ~)
voedsel [o] (het ~)
spijs [m] (de ~)
voeding [v] (de ~)
vreten [o] (het ~)
etenswaar [m] (de ~)
eetwaar {zn.}
Afwisseling is prettig", "Verandering van spijs doet eten
Afwisseling is prettig", "Verandering van spijs doet eten
kost (mv. kosten) [m] (de ~), levensonderhoud [o] (het ~), subsistentie, bestaan [o] (het ~), onderhoud [o] (het ~) {zn.}
kost (mv. kosten) [m] (de ~)
levensonderhoud [o] (het ~)
subsistentie
bestaan [o] (het ~)
onderhoud [o] (het ~) {zn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Hij berekende de kosten.

Hij berekende de kosten.

Dat zal € 30,- kosten.

Dat zal € 30,- kosten.

De sigaren kosten twee mark.

De sigaren kosten twee mark.

Het zal meer dan duizend yen kosten.

Het zal meer dan duizend yen kosten.

Volgens de laagste schatting zal dat dertigduizend jen kosten.

Volgens de laagste schatting zal dat dertigduizend jen kosten.

Het zou me te veel tijd kosten om je uit te leggen waarom dat niet gaat werken.

Het zou me te veel tijd kosten om je uit te leggen waarom dat niet gaat werken.

In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.

In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.


Gerelateerd aan kosten

onkosten - vereisen - eisen - vergen - gebieden - kost - voedsel - voer - voedingsmiddel - voeder - voeding - zijn - worden - komen - makenvragen - behelzen - prijs - materie - verzorging