Vertaling van voer

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
voer, voeder, foerage [v] {zn.}
voer
voeder
foerage [v] {zn.}
Voer geen wilde dieren.
Voer geen wilde dieren.
Het schip voer de Amerikaanse vlag.
Het schip voer de Amerikaanse vlag.
voer, wagenvracht, karrevracht {zn.}
voer
wagenvracht
karrevracht {zn.}
kost, voedsel, voer, voedingsmiddel, voeder, voeding [v] {zn.}
kost
voedsel
voer
voedingsmiddel
voeder
voeding [v] {zn.}
Hoeveel kost een kamer?
Hoeveel kost een kamer?
Geld lenen kost geld!
Geld lenen kost geld!
voer [o] (het ~), foerage [v] (de ~), vreten [o] (het ~), voeder {zn.}
voer [o] (het ~)
foerage [v] (de ~)
vreten [o] (het ~)
voeder {zn.}
voer, lokaas [o] (het ~), lokmiddel [o] (het ~), lokspijs, aas [o] (het ~) {zn.}
voer
lokaas [o] (het ~)
lokmiddel [o] (het ~)
lokspijs
aas [o] (het ~) {zn.}
gaan, rijden, varen, karren {ww.}
gaan
rijden
varen
karren {ww.}

ik ging
jij ging
hij/zij/het ging

ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
» meer vervoegingen van gaan

Ik wil niet rijden.
Ik wil niet rijden.
Te snel rijden is gevaarlijk.
Te snel rijden is gevaarlijk.
varen {ww.}
varen {ww.}

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
» meer vervoegingen van varen

Het is nodig te varen, niet te leven
Het is nodig te varen, niet te leven
varen {ww.}
varen {ww.}

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
» meer vervoegingen van varen

voeren, vervoeren, transporteren, overbrengen {ww.}
voeren
vervoeren
transporteren
overbrengen {ww.}

ik overbreng
jij overbrengt
hij/zij/het overbrengt

ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren

Laat mij het woord voeren.
Laat mij het woord voeren.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.
voeren {ww.}
voeren {ww.}

ik voer
jij voert
hij/zij/het voert

ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren

besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
besturen
brengen
leiden
geleiden
voeren {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
brengen
dragen
voeren
voorhebben {ww.}

ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt

ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen

spijzigen, te eten geven, voederen, voeren {ww.}
spijzigen
te eten geven
voederen
voeren {ww.}

ik spijzig
jij spijzigt
hij/zij/het spijzigt

ik spijzig
jij spijzigt
hij/zij/het spijzigt
» meer vervoegingen van spijzigen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Voer geen wilde dieren.

Voer geen wilde dieren.

Het schip voer de Amerikaanse vlag.

Het schip voer de Amerikaanse vlag.


Gerelateerd aan voer

voeder - foerage - wagenvracht - karrevracht - kost - voedsel - voedingsmiddel - voeding - vreten - lokaas - lokmiddel - lokspijs - aas - gaan - rijdenvoedsel - middel