Vertaling van voer
voeder
foerage {zn.}
wagenvracht
karrevracht {zn.}
voedsel
voer
voedingsmiddel
voeder
voeding {zn.}
foerage
vreten
voeder {zn.}
lokaas
lokmiddel
lokspijs
aas {zn.}
rijden
varen
karren {ww.}
ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
» meer vervoegingen van gaan
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
» meer vervoegingen van varen
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
ik voer
jij voer
hij/zij/het voer
» meer vervoegingen van varen
vervoeren
transporteren
overbrengen {ww.}
ik overbreng
jij overbrengt
hij/zij/het overbrengt
ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren
ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren
brengen
leiden
geleiden
voeren {ww.}
ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen
dragen
voeren
voorhebben {ww.}
ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
ik breng
jij brengt
hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen
te eten geven
voederen
voeren {ww.}
ik spijzig
jij spijzigt
hij/zij/het spijzigt
ik spijzig
jij spijzigt
hij/zij/het spijzigt
» meer vervoegingen van spijzigen
Voorbeelden in zinsverband
Voer geen wilde dieren.
Voer geen wilde dieren.
Het schip voer de Amerikaanse vlag.
Het schip voer de Amerikaanse vlag.