Vertaling van middel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
middel [o], instrument [o], stuk gereedschap [o], werktuig [o] {zn.}
middel [o]
instrument [o]
stuk gereedschap [o]
werktuig [o] {zn.}
Ik gaf Tom een licht kalmerend middel.
Ik gaf Tom een licht kalmerend middel.
Het huis wordt verwarmd door middel van zonne-energie.
Het huis wordt verwarmd door middel van zonne-energie.
middel [o] (het ~), hulpmiddel, medium, instrument [o] (het ~) {zn.}
middel [o] (het ~)
hulpmiddel
medium
instrument [o] (het ~) {zn.}
De bandrecorder is een handig hulpmiddel in het onderwijs.
De bandrecorder is een handig hulpmiddel in het onderwijs.
Een Esperantotekst wordt fonetisch geschreven door middel van het alfabet met 28 letters.
Een Esperantotekst wordt fonetisch geschreven door middel van het alfabet met 28 letters.
weg, middel [o], medium, remedie [v] {zn.}
weg
middel [o]
medium
remedie [v] {zn.}
Ben je al weg?
Ben je al weg?
Het is weg.
Het is weg.
middel {zn.}
middel {zn.}
Het doeltreffendste middel voor de verspreiding van het Esperanto is het vlotte en elegante gebruik van die taal.
Het doeltreffendste middel voor de verspreiding van het Esperanto is het vlotte en elegante gebruik van die taal.
Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.
Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.
leest, middel [o], taille {zn.}
leest
middel [o]
taille {zn.}
Hij leest.
Hij leest.
Ze leest graag boeken.
Ze leest graag boeken.
middelen, bemiddelen {ww.}
middelen
bemiddelen {ww.}

ik bemiddel
jij bemiddelt
hij/zij/het bemiddelt

ik middel
jij middelt
hij/zij/het middelt
» meer vervoegingen van middelen

Het doel heiligt de middelen.
Het doel heiligt de middelen.
Het doel heiligt de middelen
Het doel heiligt de middelen
middelen {ww.}
middelen {ww.}

ik middel
jij middelt
hij/zij/het middelt

ik middel
jij middelt
hij/zij/het middelt
» meer vervoegingen van middelen

leest [m] (de ~), middel [o] (het ~), taille [m] (de ~) {zn.}
leest [m] (de ~)
middel [o] (het ~)
taille [m] (de ~) {zn.}
Hij leest graag kranten.
Hij leest graag kranten.
Tom leest een geschiedenisboek.
Tom leest een geschiedenisboek.
geld [o] (het ~), middel, middelen, vermogen [o] (het ~), thesaurie, geldmiddelen, financiën [m] (de ~) {zn.}
geld [o] (het ~)
middel
middelen
vermogen [o] (het ~)
thesaurie
geldmiddelen
financiën [m] (de ~) {zn.}
Geld lenen kost geld!
Geld lenen kost geld!
Ik heb weinig geld.
Ik heb weinig geld.
middelen {ww.}
middelen {ww.}

ik middel
jij middelt
hij/zij/het middelt

ik middel
jij middelt
hij/zij/het middelt
» meer vervoegingen van middelen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik gaf Tom een licht kalmerend middel.

Ik gaf Tom een licht kalmerend middel.

Het huis wordt verwarmd door middel van zonne-energie.

Het huis wordt verwarmd door middel van zonne-energie.

Een Esperantotekst wordt fonetisch geschreven door middel van het alfabet met 28 letters.

Een Esperantotekst wordt fonetisch geschreven door middel van het alfabet met 28 letters.

Het doeltreffendste middel voor de verspreiding van het Esperanto is het vlotte en elegante gebruik van die taal.

Het doeltreffendste middel voor de verspreiding van het Esperanto is het vlotte en elegante gebruik van die taal.

Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.

Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.

Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.

Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.